Les-04-juni-chapitre 6 -herhaling-Gram.D-Vragen-2-3h

Terugblik op de vorige les
  • Je kent de vormen van het ww. ''aller'' in ott en ottt.


  • Je kunt vertellen wat je in het weekend gaat doen 
(twee activiteiten benoemen)
1 / 37
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Terugblik op de vorige les
  • Je kent de vormen van het ww. ''aller'' in ott en ottt.


  • Je kunt vertellen wat je in het weekend gaat doen 
(twee activiteiten benoemen)

Slide 1 - Slide

Vul alle 6 de vormen in voor het werkwoord ALLER
Aller
in o.t.t.

Slide 2 - Mind map

Le verbe aller = gaan
je
vais
tu
vas
il / elle/ on
va
nous
allons
vous 
allez
ils / elles 
vont
ik
ga
jij
gaat
hij / zij / men
gaat
wij
gaan
jullie / u
gaan / gaat
zij [mmv / vmv]
gaan

Slide 3 - Slide

Comment tu ______ au collège?
A
vais
B
vas
C
vont
D
allez

Slide 4 - Quiz





Kijk goed of je in het antwoord je, nous, il, elle of ils moet gebruiken
Patrick, tu vas en ville?
- Oui, __________ __________ en ville demain.

Slide 5 - Open question

Et tes amis, ils ______ au collège?
A
vais
B
vas
C
vont
D
allez

Slide 6 - Quiz





Kijk goed of je in het antwoord je, nous, il, elle of ils moet gebruiken
Elle va à l'école avec Marie?
- Non, _________ __________ à l'école avec Max.

Slide 7 - Open question

Mes amis et moi, nous ______ au collège à vélo.
A
allons
B
allez
C
va
D
vont

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Wanner gebruik je de futur proche?

Slide 10 - Open question

Hoe maak je de 'futur proche'?
timer
1:00

Slide 11 - Open question

Schrijf twee Franse zinnen op
over wat je in het weekend
gaat doen

Slide 12 - Mind map

Ik ga winkelen

Slide 13 - Open question

Vragen stellen in het Frans
Leerdoel: je kunt:
 - vragen stellen met een gewone zin;
- Vragen stellen met vraagwoorden

Slide 14 - Slide

Welke vraagwoorden
ken je nog?

Slide 15 - Mind map

Op welke 2 manieren kun je een vraag stellen in het Frans (zonder vraagwoord)?

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Formuleer 3 Franse vragen die je aan iemand kunt stellen om hem/haar te leren kennen

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Link

Slide 21 - Link

Slide 22 - Link

Vertaal in het N:
Je commande une pizza

Slide 23 - Open question

Vertaal in het N:
Dans mon temps libre, j'écoute de la musique

Slide 24 - Open question

Het ww. aller in o.t.t.
Luister naar het lidje, zeg de vormen van aller na (uitspraak).
Maak de quiz in LessonUp.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video


Et vous, vous ______ comment au collège?
A
vais
B
vas
C
vont
D
allez

Slide 27 - Quiz

het werkwoord aller en de futur proche
Jullie gaan in dit onderdeel het ww. aller in o.t.t.t (toekomst) herhalen.
Lees eerst de regel, daarna maak de quiz in LessonUp.


Leerdoel: je kent de regel van le futur proche en je kunt het gebruiken. 

Slide 28 - Slide

het werkwoord aller en de futur proche

Slide 29 - Slide

Traduis
Ce soir, je (ga doen) _______ ________ mes devoirs de français.
A
vais faire
B
vas faire
C
faire
D
vais

Slide 30 - Quiz





Complète les phrases. Utilise le futur proche.
Nous (gaan kopen)  ____________ ____________ des croissants à la boulangerie.

Slide 31 - Open question

Traduis
Cet après-midi tu (gaat spelen) ______ _____ au foot avec moi.
A
vais jouer
B
jouer
C
as joué
D
vas jouer

Slide 32 - Quiz





Complète les phrases. Utilise le futur proche.
D’abord, Jean (gaat luisteren) ________ _________ de la musique avec sa cousine Élisabeth.

Slide 33 - Open question

Traduis
Le weekend, on (gaan doen) ______ _____ les magasins.
A
a fait
B
va faire
C
allons faire
D
avons fait

Slide 34 - Quiz





Complète les phrases. Utilise le futur proche.
Le soir, nous (gaan kijken) _____________ _____________ un film au cinéma.


Slide 35 - Open question


Schrijf een WhatsApp-bericht aan een vriend waarin je vertelt:
1 Wat je gaat doen in het weekend en met wie (minimaal 3 activiteiten). Gebruik het ww. aller in le futur proche (toekomst). 

Slide 36 - Open question

Les devoirs
Herhaal Grammaire De en H p. 83. Utilise slim stampen
Herhaal Vocabulaire E en F ( wb, p.81)

Slide 37 - Slide