2.2 Oorzaak en gevolg (NAB VIH)

Oorzaak, gevolg 
en aanleiding
1 / 15
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Oorzaak, gevolg 
en aanleiding

Slide 1 - Slide

Waarom?
  • Historici vragen zich niet alleen af wat er in het verleden gebeurde, maar ook waarom dingen gebeurden.

  • Hiervoor kun je een vraag gebruiken die begint met: "Waardoor...?"

  • Als je bezig bent met het beantwoorden van deze waardoor-vraag, dan zoek je naar oorzaken.

Slide 2 - Slide


Voorbeeld


  • Hans is te laat op school, omdat hij een lekke band kreeg.
  • Waardoor kreeg hij een lekke band?
  • Hij kreeg een lekke band, doordat hij door glas was gefietst.
  • Aan het woord 'doordat' kun je de oorzaak herkennen.

Slide 3 - Slide

Wat is een oorzaak?

Slide 4 - Open question

Met welk woord kun je het beste een vraag beginnen om de oorzaak te vinden?
A
Waarom
B
Waardoor
C
Waarmee
D
Doordat

Slide 5 - Quiz

Met welk woord kun je de oorzaak (meestal) herkennen?
A
Waarom
B
Waardoor
C
Waarmee
D
Doordat

Slide 6 - Quiz

Pieter sliep door de wekker heen, daarom was hij te laat op school.
Wat is de oorzaak in bovenstaande zin?

Slide 7 - Open question

Wat is een gevolg?

Slide 8 - Open question

Pieter sliep door de wekker heen, daarom was hij te laat op school.
Wat is het gevolg in bovenstaande zin?

Slide 9 - Open question


Gevolgen

  • De ene gebeurtenis zorgt weer voor andere gebeurtenissen.
  • Dat zijn gevolgen
  • Doordat Hans een lekke band had, kwam hij te laat in de les. Het gevolg was dat hij een deel van de geschiedenisles had gemist.
  • Oorzaak⇒gevolg(en)



Slide 10 - Slide


Een voorbeeld bij geschiedenis

  • Oorzaak: de klimaatsverandering na de laatste IJstijd.
  • Gevolg 1: het werd warmer en droger
  • Gevolg 2: mensen konden niet meer goed leven als jager-verzamelaars
  • Gevolg 3: mensen zochten naar andere middelen van bestaan, zoals de landbouw



Slide 11 - Slide

Een gebeurtenis zorgt weer voor andere gebeurtenissen. 
Dit zijn gevolgen.

Een gevolg kun je vaak herkennen aan signaalwoorden.
Signaalwoorden geven een verband aan.
Daardoor, met als gevolg, want, daarom 

Slide 12 - Slide

In je schrift: welke oorzaken kun je aanwijzen?
Sanne had die nacht niet lekker geslapen. Op school werd ze al niet veel vrolijker. Ze kreeg een onvoldoende terug voor Nederlands en haar vriendin was ziek thuis, waardoor ze de hele dag alleen zat. Tot overmaat van ramp gaf de mevrouw van geschiedenis een berg huiswerk op. Toen ze thuiskwam lag er niks lekkers in de snoeplade. Op het moment dat ze haar slaapkamer binnenstapte lag haar kleding door de war. Dit had haar zusje gedaan. Ze liep naar de slaapkamer van haar zusje, trok de deur open en begon gelijk boos te schreeuwen.

Slide 13 - Slide

Sanne had die nacht niet lekker geslapen. Op school werd ze al niet veel vrolijker. Ze kreeg een onvoldoende terug voor Nederlands en haar vriendin was ziek thuis, waardoor ze de hele dag alleen zat. Tot overmaat van ramp gaf de mevrouw van geschiedenis een berg huiswerk op. Toen ze thuiskwam lag er niks lekkers in de snoeplade. Op het moment dat ze haar slaapkamer binnenstapte lag haar kleding door de war. Het zusje van Sanne was stiekem op haar kamer geweest. Ze liep naar de slaapkamer van haar zusje, trok de deur open en begon gelijk boos te schreeuwen.

Slide 14 - Slide


De aanleiding

  • Een gebeurtenis kan meerdere oorzaken hebben.
  • Meestal is er daarvan één de directe oorzaak: 'de druppel die de emmer doet overlopen'
  • Het herkennen van de belangrijkste oorzaak van een gebeurtenis, is soms moeilijk. Maar de aanleiding is vaak duidelijk.




Slide 15 - Slide