Toetsterm 7.1 t/m 7.3

Toetsterm 7.1 t/m 7.3
1 / 43
next
Slide 1: Slide
Marketing en salesMBOStudiejaar 2,3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Toetsterm 7.1 t/m 7.3

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Trading-up

Slide 3 - Slide

Trading-down

Slide 4 - Slide

Up-grading

Slide 5 - Slide

Een schoenenwinkel besluit naast schoenen ook tassen en riemen te verkopen. Welke dimensie van het assortiment verandert hierdoor?
A
Diepte
B
Breedte
C
Hoogte
D
Lengte

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Petra wil een nieuwe elektrische fiets aanschaffen. Ze bezoekt veel fietsenwinkels voordat ze de aankoop doet. Welk soort product is dit?
A
convenience good
B
shopping good
C
specialty good
D
unsought good

Slide 8 - Quiz

Wat is een voorbeeld van specialty goods?
A
Kleding
B
Brood
C
Auto
D
Geen van deze antwoorden

Slide 9 - Quiz

Wat zijn shopping goods?
A
Dagelijkse boodschappen, toiletartikkelen, benzine en levensmiddelen.
B
Producten waar de consument bereid is om over na te denken, bijvoorbeeld kleding of een kleding stuk
C
Producten waar de consument bereid is om veel moeite te doen over het nadenken bijvoorbeeld de aankoop van een auto of een keuken
D
Producten die je regelmatig opnieuw koopt zonder er over na te denken.

Slide 10 - Quiz

Wat is een ondiep assortiment?
A
van elke artikelgroep weinig artikelen
B
van elke artikelgroep veel artikelen
C
artikelgroepen
D
ondiepe schappen

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Een Levi's spijkerbroek is een:
A
Convience good
B
Shopping good
C
Specialty good
D
Unsought good

Slide 13 - Quiz

Wat is het verschil tussen assortimentsbreedte en assortimentsdiepte?
A
Assortimentsbreedte zegt iets over het aantal artikelsoorten en assortimentsdiepte zegt iets over het aantal artikelgroepen.
B
Assortimentsbreedte zegt iets over het aantal vestigingen en assortimentsdiepte zegt iets over de grootte van de winkel.
C
Assortimentsbreedte zegt iets over het aantal artikelgroepen en assortimentsdiepte zegt iets over het aantal artikelsoorten.
D
Assortimentsbreedte en assortimentsdiepte zijn synoniemen.

Slide 14 - Quiz

Jasper gaat naar de winkel voor een specifiek merk horloge. Hij zoekt zorgvuldig naar dit merk omdat hij geen ander merk wil. Een horloge is voor Jasper:
a. Een unsought good
b. Een shopping good
c. Een specialty good
d. Een convenience good
A
Een unsought good
B
Een specialty good
C
Een shopping good
D
Een convenience good

Slide 15 - Quiz

Het assortiment van een aanbieder van mountainbikes bestaat uitfietsen, fietshelmen, fietskleding, brillen, hartslagmeters, fietsnavigatie, sportvoeding en diverse motor-en autoaccessoires.
Van welke dimensie van het assortiment is hier sprake?
A
Breedte
B
Consistentie
C
Diepte
D
Hoogte

Slide 16 - Quiz

Kraljic-matrix
Bedrijfsresultaat: Hoe belangrijk 
is dit product voor het eindproduct 
van de organisatie? Heeft het veel 
invloed op de omzet?

Slide 17 - Slide

Kraljic-matrix
Leveringsrisico: Is het product 
makkelijk te verkrijgen? Zijn er 
veel leveranciers die dit product 
kunnen leveren?

Slide 18 - Slide

pinda's voor Calvé, zijn een voorbeeld van een:
A
Routineproduct
B
Hefboomproduct
C
Knelpuntproduct
D
Strategisch product

Slide 19 - Quiz


A
Convenience good
B
shopping good
C
specialty good
D
unsought good

Slide 20 - Quiz


A
Convenience good
B
shopping good
C
specialty good
D
unsought good

Slide 21 - Quiz

onderdeel van een 3D-apparaat voor een fotograaf, is een voorbeeld van een:
A
Routineproduct
B
Hefboomproduct
C
Knelpuntproduct
D
Strategisch product

Slide 22 - Quiz

Assortiment
  • Breedte: hoeveelheid productgroepen/producten/merken
  • Diepte: aantal verschillende varianten artikelen binnen artikelgroep
  • Hoogte: gemiddelde prijsniveau producten
  • Lengte: hoe groter de voorraad, hoe langer het assortiment
  • Consistentie: past het product binnen het assortiment? dan is het assortiment consistent


Slide 23 - Slide

De prijs
Lengte
Breedte
Diepte
Hoogte

Slide 24 - Drag question

Een klein bedrijf koopt normaal gesproken standaard kantoorbenodigdheden bij een lokale leverancier. Nu besluit het bedrijf om duurdere, ergonomische bureaustoelen aan te schaffen bij een gerenommeerde leverancier om het welzijn van de werknemers te verbeteren. Welk begrip past bij deze situatie?
A
Trading down
B
Trading up
C
Upgrading

Slide 25 - Quiz

Een groot productiebedrijf heeft altijd hoogwaardige, dure machines gekocht voor hun productieproces. Vanwege budgetbeperkingen besluiten ze nu goedkopere, maar functionele machines aan te schaffen. Welk begrip beschrijft deze keuze het beste?
A
Trading down
B
Trading Up
C
Upgrading

Slide 26 - Quiz

Welke onderhandelingsstrategie past het beste bij hefboomproducten?
A
Langdurige samenwerking met één leverancier om leveringsrisico’s te beperken
B
Actief onderhandelen over prijs en kwaliteit, en gebruikmaken van concurrentie tussen leveranciers
C
Grote voorraden aanhouden om leveringsrisico’s te minimaliseren
D
Samenwerken met de leverancier aan productontwikkeling

Slide 27 - Quiz

Stuur voor de F1-wagen van Max Verstappen, is een voorbeeld van een:
A
Routineproduct
B
Hefboomproduct
C
Knelpuntproduct
D
Strategisch product

Slide 28 - Quiz

De klant doet geen moeite! Het is een automatisme-aankoop geworden
Klant denkt goed na over deze aankoop. Deze aankoop is best prijzig, maar ook duurzaam
Het is een exclusief en luxe product. De producten zijn vooral voor rijkere mensen.
Je weet dat het bestaat, maar denkt nu niet aan om het aan te schaffen. het is geen gewild product

Shopping goods

Unsought goods

Convenience goods

Speciality goods

Slide 29 - Drag question

Hoog leveringsrisico en lage beïnvloeding van het bedrijfsresultaat:
A
Routineproduct
B
Hefboomproduct
C
Knelpuntproduct
D
Strategisch product

Slide 30 - Quiz

Laag leveringsrisico en een hoge invloed op het bedrijfsresultaat:
A
Routineproduct
B
Hefboomproduct
C
Knelpuntproduct
D
Strategisch product

Slide 31 - Quiz

De accountmanager van Ikea bestelt papier voor de printer, want het is op. Van welk soort product is dit papier een voorbeeld?
A
Routineproduct
B
Hefboomproduct
C
Knelpuntproduct
D
Strategisch product

Slide 32 - Quiz


A
Convenience good
B
shopping good
C
specialty good
D
unsought good

Slide 33 - Quiz


A
Convenience good
B
shopping good
C
specialty good
D
unsought good

Slide 34 - Quiz


A
Convenience good
B
shopping good
C
specialty good
D
unsought good

Slide 35 - Quiz

De klant doet geen moeite! Het is een automatisme-aankoop geworden
Klant denkt goed na over deze aankoop. Deze aankoop is best prijzig, maar ook duurzaam
Het is een exclusief en luxe product. De producten zijn vooral voor rijkere mensen.
Je weet dat het bestaat, maar denkt nu niet aan om het aan te schaffen. het is geen gewild product

Shopping goods

Unsought goods

Convenience goods

Speciality goods

Slide 36 - Drag question

Een autodealer breidt het assortiment uit met een luxe auto in een duurdere prijsklasse.

Welke assortimentsstrategie wordt hier gebruikt?
A
Trading down
B
Trading up
C
Line pruning

Slide 37 - Quiz

Een leverancier van industriële machines biedt verschillende modellen aan die variëren in prijs en kwaliteit. Ze hebben basis-, middenklasse- en premium modellen, waarbij elk model een hogere kwaliteit en betere prestaties biedt dan het vorige. Welk begrip beschrijft deze strategie het beste?
A
Horizontale productdifferentiatie
B
Verticale productdifferentiatie
C
Line pruning

Slide 38 - Quiz

Een fabrikant van kantoorartikelen biedt verschillende soorten pennen aan, waaronder pennen in verschillende kleuren en stijlen. Deze varianten zijn allemaal gelijkwaardig in kwaliteit, maar verschillen in ontwerp en kleur om aan verschillende voorkeuren van bedrijven te voldoen. Welk begrip beschrijft deze strategie het beste?
A
Horizontale productdifferentiatie
B
Verticale productdifferentiatie
C
Line pruning

Slide 39 - Quiz

Een groot technologiebedrijf verkoopt verschillende soorten softwareproducten. Na een analyse van de verkoopgegevens, besluit het bedrijf om enkele minder populaire softwaretools uit hun assortiment te halen om zich te concentreren op hun best presterende producten. Welk begrip beschrijft deze strategie het beste?
A
Horizontale productdifferentiatie
B
Verticale productdifferentiatie
C
Line pruning

Slide 40 - Quiz

Je werkt als inkoopmanager bij een autobedrijf en je moet een langetermijncontract afsluiten voor de levering van een speciaal type lithium-ion batterij. Dit product wordt slechts door één leverancier geproduceerd en is essentieel voor de productie van elektrische auto’s. Onder welke categorie valt dit product?
A
Knelpunt product
B
Routine product
C
Hefboom product
D
Strategisch product

Slide 41 - Quiz

Een fabrikant van verpakte voedingsmiddelen koopt kartonnen verpakkingen in bij meerdere leveranciers. De verpakkingen hebben een grote invloed op de kostprijs van het eindproduct, maar zijn eenvoudig bij andere leveranciers te verkrijgen. Onder welke productcategorie vallen deze verpakkingen?
A
Knelpunt product
B
Routine product
C
Hefboom product
D
Strategische product

Slide 42 - Quiz

Welke van de volgende winkels heeft het meest lange assortiment?
A
Een sportwinkel die alleen hardloopschoenen verkoopt in verschillende merken en modellen.
B
Een kledingwinkel die naast kleding ook schoenen en accessoires verkoopt.
C
Een elektronicawinkel die van elke laptop meerdere exemplaren in verschillende kleuren en specificaties op voorraad heeft.
D
Een supermarkt die een breed aanbod heeft, maar slechts een beperkte voorraad per product.

Slide 43 - Quiz