Domein E

Examentraining
Domein E
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Examentraining
Domein E

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesopbouw
1. herhaling theorie domein E
2. samen oefenen
3. oefenopgaves maken

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Ruilen over de tijd

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Stroomgrootheid (periode)
voorraadgrootheid (nu)

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Ruilen over de tijd
Intertemporele ruil

Ruilen over de tijd betekent consumptie nu vervangen door consumptie in de toekomst (of andersom).

Prijs van tijd bij lenen/sparen?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Inflatie / deflatie
  • Het stijgen van de prijzen is inflatie


  • Het dalen van de prijzen in deflatie 

Slide 6 - Slide

Voorbeeld vragen aan de klas:

Als een fiets eerst €100,- kost de prijs stijgt naar € 200,- Is het Inflatie of deflatie

En Als een telefoon eerst €500 kost en nu € 400 is het Inflatie of deflatie
Reele rente
Nominale rente index
Reele rente index =   -------------------------   x 100                                                                              Prijsindex                                                                                    

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

De Vermogensmarkt

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

contante/eindwaarde?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Eindwaarde
Voor de berekening van de eindwaarde bij samengestelde interest (rente) kan je de onderstaande formule gebruiken. 



EW(n) = eindwaarde na een aantal perioden n
K = beginkapitaal
i = interestpercentage (interestpercentage/100)
n= aantal perioden

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Contante waarde (1)
Je kunt ook terugrekenen. Welk bedrag moet ik nu op mijn rekening zetten om over een aantal jaar een bepaald bedrag te krijgen?
  • Beginwaarde = contante waarde

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

De AOW
  • De AOW is geregeld in de Algemene ouderdomswet (AOW).
  • De AOW is gebaseerd op het omslagstelsel.
  • Een omslagstelsel is gevoelig voor veranderingen in de      bevolkingsopbouw.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Kapitaaldekkingsstelsel
Een pensioenfonds (bedrijfspensioen) werkt volgens het kapitaaldekkingsstelsel.

De werkenden van nu betalen premie voor hun eigen pensioenuitkering voor later.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Waardevast of welvaartsvast
Een pensioen is waardevast of welvaartsvast. 

Waardevast --> Uitkeringen die aangepast worden aan de inflatie

Welvaartsvast --> Uitkeringen die de loonontwikkeling volgen 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Begrotingssaldo 
Begrotingssaldo = Verschil tussen verwachten inkomsten en uitgaven.
Begrotingstekort= Meer uitgaven dan inkomsten.
Begrotingsoverschot =
Meer inkomsten dan uitgaven. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Staatsschuld
  • Staatsschuld
  • Nederland 2020: 
  •      Schuld: €491mld
  •      Bbp: €778mld 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Het groei en stabiliteitspact

Het groei en stabiliteitspact bestaat uit een aantal voorwaarden waaraan de lidstaten moeten voldoen om de inflatie te beperken.

Belangrijkste voorwaarden:
- staatsschuld mag niet boven 60% van het BBP uitkomen
- financieringstekort mag niet meer dan 3% van het BBP bedragen.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Samen oefenen
1. Je hebt een spaarrekening waarop 1,2% samengestelde interest(rente) per jaar wordt gegeven. Je hebt op 1-1-2000 een bedrag van €5000 op deze spaarrekening gezet. Hoeveel geld staat er eind 2021, nadat de rente van 2021 is bijgeschreven op je spaarrekening? 
2. Op 1-1-2050 ga je met pensioen. Je wil je pensioen dan in 1 keer uit
laten keren en verwacht dan €250.000 te ontvangen. Hoeveel is die
uitkering van €250.000 op 1 januari 2022 waard, als je rekent met
een rente van 0,8% per jaar.  

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Oplossingen
1. Eindwaarde = €5000 x (1 + (1,2 : 100))^22
Eindwaarde = €5000 x (1,012)^22
Eindwaarde = €6.500,42
2. Contante waarde = €250.000 : (1 + (0,8 : 100))
^28
Contante waarde = €250.000 : (1,008)^28
Contante waarde = €200.006,96

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Maken
Opgave 4 Prijsbeleid in de verf gezet
Opgave 2 Pensioenleeftijd

Slide 20 - Slide

This item has no instructions