Biologie 1.3.2

• Biologie
• MBO
• Studiejaar 1

Bloedplasma

55% van het bloed

Transport van veel stoffen

Bevat 3 belangrijke eiwitten

Albumine

Belangrijkste eiwitmolecuul

Osmotische druk

Transport van hormonen, vitaminen, geneesmiddelen

Bloedtesten:

Verhoging: uitdroging --> water stroomt vanuit de cellen naar de bloedvaten

Verlaging: lever-, darm- of nierziekte

Globulinen

Worden gevormd door de lymfocyten

Antistoffen

Zorgen voor weerstand

Fibrinogeen

Stollingseiwit

Wordt in de lever gemaakt

Bloedtest:

Verhoogd: ontstekingen, infarct of beroerte

Verlaagd: onvoldoende stollingseiwit

Dit eiwit helpt bij de bloedstolling

1. Albumine
2. Globulinen
3. Fibrinogeen

Dit eiwit helpt bij de afweer

1. Albumine
2. Globulinen
3. Fibrinogeen

Dit eiwit helpt bij het transport van stoffen

1. Albumine
2. Globulinen
3. Fibrinogeen

Bezinking

Onstolbaar bloed

Bloedcellen zakken naar beneden

Wordt bepaald door de samenstelling van de plasma-eiwitten

Bloedtest:

Verhoging: vele oorzaken

Bloedstolling

00:00

Welke bloedcellen spelen een rol bij bloedstolling?

1. Leukocyten
2. Erytrocyten
3. Trombocyten

Het hart

Hartkleppen

Halvemaanvormige kleppen

• Aan de uitgang van de kamer
  
• Rechterkamer: Pulmonalisklep
  
• Linkerkamer: Aortaklep
  

Atrioventriculaire kleppen (AV-kleppen)

• Aan de ingang van de kamer
  
• Rechterkamer: Tricuspidalisklep
  
• Linkerkamer: Mitralisklep
  

Hartwand

Endocard

Myocard

• Spierweefsel
  

Hartzakje

• Epicard
  
• Pericard

Aan de slag

Schema bloedcellen

Hart in elkaar zetten