grooteenheden niveau 2 deel 2

grooteenheden

Lesdoel: Je kan berekeningen maken met afstand en gewicht. 
Je weet wat je bij de toets kunt verwachten
1 / 18
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

grooteenheden

Lesdoel: Je kan berekeningen maken met afstand en gewicht. 
Je weet wat je bij de toets kunt verwachten

Slide 1 - Slide

Waar sta je op dit moment met rekenen ?
A
B
C

Slide 2 - Quiz

weetjes

  • 1 ton = 1000 kg en/of €100.000,-
  • 1000 mg = 1 gram     1000 gram = 1 kilogram
  • gebruik : tussen uren minuten en seconden (2:12:30)
  • Tijd = AM direct na middernacht PM na de middag

Slide 3 - Slide

weetjes

digitaal geheugen 
1 kilobyte (kB) = 1000 byte >           kilo = 1000
1 megabyte (MB) = 1000 kilobyte>
1 gigabyte (GB) = 1000 megabyte  
1 terabyte (TB) = 1000 gigabyte>   tera = 1000 000 000
1 petabyte (PB) = 1000 terabyte
(kmgtp))
1 Pb =1000 Tb =1000 000 Gb =1000 000 000 Mb =1000 000 000 000 Kb =1000 000 000 000 000b


Slide 4 - Slide

referentiematen
  •  Een volwassen man is ongeveer 1,80 m lang.
  •  De hoogte van een deur is ongeveer 2 m.
  • Een verdieping van een gebouw is ongeveer 3 m hoog
  • Je wandelt ongeveer 4 à 6 km/h
  • Je fietst ongeveer 15 à 18 km/h
  • Nederland telt ongeveer 17 miljoen inwoners

Slide 5 - Slide

Formules
Voorbeeld
Een taxichauffeur berekent de prijs van een taxirit met de formule:
prijs taxirit in € = 3 + aantal kilometer × 2
(= staat gelijk aan. dus 99+1 = 100 )

Bereken de prijs van een taxirit van 9 km.
prijs taxirit in € = 3 + aantal kilometer × 2 = 3 + 9 × 2 = 3 + 18 = € 21,-
De prijs van een taxirit van 9 km is € 21,-.



Slide 6 - Slide

Zelf aan de gang
Heb je kladpapier om notities te maken
Je mag je rekenmachine gebruiken

Slide 7 - Slide

Sjaak liep de marathon van New York in 04:19:15. In hoeveel minuten liep hij de marathon?
A
4x60+19+15:60= 259,25 minuten
B
4+19+15=36x60= 2160 minuten
C
4x60 + 19 + 15 = 274 minuten

Slide 8 - Quiz

Je rijdt in de auto 36 km/uur. Hoeveel m/s rijdt je?
A
10 m/s
B
129,6 m/s
C
1 m/s
D
0,6 m/s

Slide 9 - Quiz

Hoe kom je bij het antwoord?

Slide 10 - Slide

Je rijdt met de auto naar huis met een gemiddelde snelheid van 30 km/uur. Je bent 35 minuten onderweg. Hoeveel km heb je afgelegd?
A
35 km
B
30 km
C
17,5 km
D
12,5 km

Slide 11 - Quiz

Hoe kom je bij het antwoord?

Slide 12 - Slide

De Thalys rijdt de 500 km van Amsterdam naar Parijs in 3 uur en 20 minuten.
Bereken de gemiddelde snelheid in km/uur?
Rond af op hele km. Laat je berekening zien in je antwoord

Slide 13 - Open question

Mitchel heeft griep, en neemt op een dag de maximale toegestane hoeveelheid (6x) paracetamol in. Hoeveel gram paracetamol krijgt hij? laat je berekening zien

Slide 14 - Open question

Tijdens een goudroof werden 50 goudbaren (12,44 kg per goudbaar) gestolen. Hoeveel ton wegen deze goudbaren samen?

De waarde van goud is €40.000 per kilogram. Hoeveel ton is de waarde van de gestolen goudbaren. Laat de berekening zien.

Slide 15 - Open question

Formule: hoeveelheid ongekookte rijst in g = aantal personen x 75
Formule: gewicht gekookte rijst = 2,5 x gewicht ongekookte rijst (1 kop rijst = 100 gr ongekookte rijst)
Ricardo maakt bami voor 24 personen. Hij gebruikt de formule om de benodigde hoeveelheid rijst te berekenen.
Hoeveel kg ongekookte rijst heeft Ricardo nodig?
Hoeveel koffiekoppen rijst moet Ricardo afmeten?
Hoeveel kilogram weegt de rijst na het koken? Beschrijf je berekening

Slide 16 - Open question

Waren de opdrachten goed te maken?
A
B
C

Slide 17 - Quiz

En nu?
Maken: opdrachten hoofdstuk grooteenheden 
                 oefentoets 

Als je de opdrachten lastig vindt, kijk dan nog eens naar de uitleggen + animaties.

Slide 18 - Slide