MYP1 Nederlands zinsopbouw en werkwoordvervoeging T.T.

1 / 41
next
Slide 1: Slide
Middelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Language Acquisition Dutch
Zinsopbouw en werkwoordvervoeging T.T.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

JdW-kijkwijzer
Lesopbouw:

  1. Vooraf:
    Startklaar, Voorkennis activeren, Formatief Handelen

  2. Instructie:
    Leerdoelgericht werken, Inclusieve didactiek, Concrete en herkenbare voorbeelden, Formatief Handelen

  3. Toepassing:
    Actieve verwerking, Formatief handelen 

  4. Evaluatie:
    Afsluiting

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Overzicht Periode #
  • Thema:
  • Benodigde lesmaterialen:
Week 1
Week 2
Week 3
Week 4
Week 5
Week 6
Week 7
Week 8
Week 9
Week 10 
Week 11
Type hier in Schulbuch
...



...
...
...
...
...

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

              Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 6 - Slide

1. Startklaar
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.
Pak je wisbordje!

Slide 7 - Mind map

Stap 1 Voorspellen
De leerlingen zijn bezig met een samenvatting en moeten zelf zinnen maken. Het is bekend dat er altijd een paar leerlingen zijn die nog moeite hebben met de zinsopbouw. Ook zullen er een aantal nog moeilijkheden ondervinden in het vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

Stap 2 Nadenken
De leerlingen maken een formatief assessment op hun wisbordje. Hierin moeten de benoemde moeilijkheden zitten. Zij krijgen telkens twee foute en een goed antwoord te zien, waarvan zij de juiste keuze (A, B of C) moeten maken, zodat je in een oogopslag ziet wie het al goed doet en wie nog niet.
In het formatief assessment komen fouten terug die vaak nog voorkomen in samenvattingen.
 

1. van de dansers genoten de jury heeft.

Waar staat de zin in de goede volgorde:

a) De dansers heeft van de jury genoten.
b) De jury heeft van de dansers genoten.
c) De jury van de dansers heeft genoten.

Slide 8 - Slide

Stap 2 Produceren
Wat weten de leerlingen nog?

(Hier check je lesdoel 1: eentje met onderwerp in enkelvoud en eentje in meervoud.)

Stap 3 Interpreteren
Als er in zin 1 of 2 fouten worden gemaakt, dan heeft dat met de zinsopbouw te maken en moet je nagaan of de zinsdelen helder zijn. Wat is ook alweer het onderwerp? Wat de persoonsvorm? Enzovoorts.
2. in de avond Vita en Lucas op het cruiseschip dansen.

Waar staat de zin in de goede volgorde:

a) Vita en Lucas op het cruiseschip in de avond dansen.
b) Vita en Lucas in de avond dansen op het cruiseschip.
c) Vita en Lucas dansen in de avond op het cruiseschip.

Slide 9 - Slide

Stap 2 Produceren
Wat weten de leerlingen nog?
(Hier check je lesdoel 1: eentje met onderwerp in enkelvoud en eentje in meervoud.)

Stap 3 Interpreteren
Als er in zin 1 of 2 fouten worden gemaakt, dan heeft dat met de zinsopbouw te maken en moet je nagaan of de zinsdelen helder zijn. Wat is ook alweer het onderwerp? Wat de persoonsvorm? Enzovoorts.
3. Waar staat de persoonsvorm goed? 

a) Jay-Rock spring meteen op de tafel van de jury.
b) Jay-Rock springt meteen op de tafel van de jury.
c) Jay-Rock springen meteen op de tafel van de jury.

Slide 10 - Slide

Stap 2 Produceren
Wat weten de leerlingen nog?

(Hier check je vooral lesdoel 2: eentje met onderwerp in enkelvoud en eentje in meervoud.)

Stap 3 Interpreteren
Als er in zin 3 of 4 fouten worden gemaakt, dan heeft dat met het verschil tussen enkelvoud en meervoud te maken en dan moet je de werkwoordvervoeging regels nog eens herhalen.
4. Waar staat de persoonsvorm goed? 

a) Vita en Lucas ben stiekem verliefd op elkaar.
b) Vita en Lucas is stiekem verliefd op elkaar.
c) Vita en Lucas zijn stiekem verliefd op elkaar.

Slide 11 - Slide

Stap 2 Produceren
Wat weten de leerlingen nog?
(Hier check je vooral lesdoel 2: eentje met onderwerp in enkelvoud en eentje in meervoud.)

Stap 3 Interpreteren
Als er in zin 3 of 4 fouten worden gemaakt, dan heeft dat met het verschil tussen enkelvoud en meervoud te maken en dan moet je de werkwoordvervoeging regels nog eens herhalen.
Titel
subtitel

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

           Leerdoelen
T1 Aan het eind van deze les maak ik minder fouten met de zinsopbouw.

T1 Aan het eind van deze les maak ik minder fouten met het vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd.


Slide 13 - Slide

Stap 1 Oriënteren:
Het doel van deze les is dat de leerling aan het eind van de les 
  • minder fouten met de zinsopbouw maakt.
  • minder fouten met het vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd maakt.
Voorspellen:
De leerlingen zijn bezig met een samenvatting en moeten zelf zinnen maken. Ik weet dat er een paar leerlingen nog écht moeite hebben met de zinsopbouw. Ook ondervinden er een aantal nog moeilijkheden in het vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd. 
           Instructie zinsopbouw
ONDERWERP + PERSOONSVORM (+ lijdend voorwerp + tijd plaats + voltooide vorm)

Voorbeeld: De jongen ziet zijn vriend.

PERSOONSVORM (= werkwoord) > als je de zin vragend (?) maakt, dan komt de persoonsvorm vooraan te staan!

Ziet de jongen zijn vriend? > ziet is dus de persoonsvorm!

Slide 14 - Slide

Stap 3 Communiceren
De leerlingen die geen fouten hebben gemaakt, helpen verbaal bij de uitleg van de leerstof. 

Naar gelang de fouten die zijn gemaakt, herhaal je de leerstof.
Bij de zinsopbouw moeten ze oefenen met de vaste opbouw van:
Onderwerp + persoonsvorm (+ lijdend voorwerp + plaats / tijd + voltooide vorm)
Bij de werkwoordvervoeging regels moeten ze zich houden aan:
Ik-vorm = stam; je/jij-vorm = stam + t; hij/zij/het/u-vorm = stam + t; wij/jullie/zij-vorm = hele werkwoord
Hierbij moeten ze goed letten op het onderwerp: is dit enkelvoud of meervoud?
           Instructie zinsopbouw
ONDERWERP + PERSOONSVORM (+ lijdend voorwerp + tijd plaats + voltooide vorm)

ONDERWERP (= iets of iemand die iets doet) > WIE/WAT + PERSOONSVORM?
Wie/wat ziet? - de jongen ziet  > de jongen is dus het onderwerp!
De jongen ziet zijn vriend.

lijdend voorwerp (= iets of iemand die de handeling ondergaat) > wie/wat + PERSOONSVORM + ONDERWERP
wie/wat ziet de jongen? - de jongen ziet zijn vriend  > zijn vriend is dus het lijdend voorwerp!
De jongen ziet zijn vriend .

Slide 15 - Slide

Stap 3 Communiceren
De leerlingen die geen fouten hebben gemaakt, helpen verbaal bij de uitleg van de leerstof. 

Naar gelang de fouten die zijn gemaakt, herhaal je de leerstof.
Bij de zinsopbouw moeten ze oefenen met de vaste opbouw van:
Onderwerp + persoonsvorm (+ lijdend voorwerp + plaats / tijd + voltooide vorm)
Bij de werkwoordvervoeging regels moeten ze zich houden aan:
Ik-vorm = stam; je/jij-vorm = stam + t; hij/zij/het/u-vorm = stam + t; wij/jullie/zij-vorm = hele werkwoord
Hierbij moeten ze goed letten op het onderwerp: is dit enkelvoud of meervoud?
           Instructie zinsopbouw
ONDERWERP + PERSOONSVORM (+ lijdend voorwerp + tijd / plaats + voltooide vorm)

Nog een voorbeeld:
Het meisje belt haar vader 's avonds in de auto.
Vragend: Belt het meisje haar vader in de auto? > Belt = PERSOONSVORM
WIE/WAT belt? - het meisje > het meisje = ONDERWERP
wie/wat belt het meisje? - haar vader > haar vader = lijdend voorwerp
Het meisje belt haar vader 's avonds in de auto.

Slide 16 - Slide

Stap 3 Communiceren
De leerlingen die geen fouten hebben gemaakt, helpen verbaal bij de uitleg van de leerstof. 

Naar gelang de fouten die zijn gemaakt, herhaal je de leerstof.
Bij de zinsopbouw moeten ze oefenen met de vaste opbouw van:
Onderwerp + persoonsvorm (+ lijdend voorwerp + plaats / tijd + voltooide vorm)
Bij de werkwoordvervoeging regels moeten ze zich houden aan:
Ik-vorm = stam; je/jij-vorm = stam + t; hij/zij/het/u-vorm = stam + t; wij/jullie/zij-vorm = hele werkwoord
Hierbij moeten ze goed letten op het onderwerp: is dit enkelvoud of meervoud?
           Instructie zinsopbouw
ONDERWERP + PERSOONSVORM (+ lijdend voorwerptijd / plaats + voltooide vorm)

Zet de volgende zin in de goede volgorde:
in de avond Vita en Lucas op het cruiseschip dansen.
Vragend: dansen Vita en Lucas op het cruiseschip in de avond? > dansen = PERSOONSVORM
WIE dansen? - Vita en Lucas > Vita en Lucas = ONDERWERP
Wanneer? in de avond
Waar? op het cruiseschip
Dus de goede volgorde is:
Vita en Lucas dansen in de avond op het cruiseschip.

Slide 17 - Slide

Stap 3 Communiceren
De leerlingen die geen fouten hebben gemaakt, helpen verbaal bij de uitleg van de leerstof. 

Naar gelang de fouten die zijn gemaakt, herhaal je de leerstof.
Bij de zinsopbouw moeten ze oefenen met de vaste opbouw van:
Onderwerp + persoonsvorm (+ lijdend voorwerp + plaats / tijd + voltooide vorm)
Bij de werkwoordvervoeging regels moeten ze zich houden aan:
Ik-vorm = stam; je/jij-vorm = stam + t; hij/zij/het/u-vorm = stam + t; wij/jullie/zij-vorm = hele werkwoord
Hierbij moeten ze goed letten op het onderwerp: is dit enkelvoud of meervoud?
           Instructie ww-vervoeging
Over het algemeen zijn dit de regels in de tegenwoordige tijd:

                                                                                        Als je -en van het hele werkwoord
                                                                                        weghaalt, blijft DE STAM over!
                                                                                        


                                                                                        Helaas zijn er veel uitzonderingen..

Slide 18 - Slide

Stap 3 Communiceren
De leerlingen die geen fouten hebben gemaakt, helpen verbaal bij de uitleg van de leerstof. 

Naar gelang de fouten die zijn gemaakt, herhaal je de leerstof.
Bij de zinsopbouw moeten ze oefenen met de vaste opbouw van:
Onderwerp + persoonsvorm (+ lijdend voorwerp + plaats + tijd + voltooide vorm)
Bij de werkwoordvervoeging regels moeten ze zich houden aan:
Ik-vorm = stam; je/jij-vorm = stam + t; hij/zij/het/u-vorm = stam + t; wij/jullie/zij-vorm = hele werkwoord
Hierbij moeten ze goed letten op het onderwerp: is dit enkelvoud of meervoud?
           Instructie ww-vervoeging

Slide 19 - Slide

Stap 3 Communiceren
De leerlingen die geen fouten hebben gemaakt, helpen verbaal bij de uitleg van de leerstof. 

Naar gelang de fouten die zijn gemaakt, herhaal je de leerstof.
Bij de zinsopbouw moeten ze oefenen met de vaste opbouw van:
Onderwerp + persoonsvorm (+ lijdend voorwerp + plaats + tijd + voltooide vorm)
Bij de werkwoordvervoeging regels moeten ze zich houden aan:
Ik-vorm = stam; je/jij-vorm = stam + t; hij/zij/het/u-vorm = stam + t; wij/jullie/zij-vorm = hele werkwoord
Hierbij moeten ze goed letten op het onderwerp: is dit enkelvoud of meervoud?
Pak je wisbordje!

Slide 20 - Mind map

Stap 3 Beslissen (stap 2 opnieuw produceren):

Aan de hand van 4 nieuwe oefenzinnen bewijzen leerlingen wie nu zelfstandig aan de slag kan (en wie begeleid gaat inoefenen).
 

1. bij de voorstelling geweest is de moeder van Vita niet.

Waar staat de zin in de goede volgorde:

a) De moeder van Vita is niet bij de voorstelling geweest.
b) De voorstelling is niet bij de moeder van Vita geweest.
c) De moeder van Vita bij de voorstelling is niet geweest.

Slide 21 - Slide

Stap 2 Opnieuw produceren
Wat weten de leerlingen?

(Hier check je lesdoel 1: eentje met onderwerp in enkelvoud en eentje in meervoud.)

Stap 3 Interpreteren
Als er in zin 1 of 2 nog steeds fouten worden gemaakt, dan heeft dat met de zinsopbouw te maken en moet je dit begeleid inoefenen.
2. heel erg zwaar de les van choreograaf Da Silva de dansers vinden.

Waar staat de zin in de goede volgorde:

a) Choreograaf Da Silva vinden de les van de dansers heel erg zwaar.
b) De dansers vinden de les van choreograaf Da Silva heel erg zwaar.
c) De dansers vinden heel erg zwaar de les van choreograaf Da Silva.

Slide 22 - Slide

Stap 2 Opnieuw produceren
Wat weten de leerlingen?
(Hier check je lesdoel 1: eentje met onderwerp in enkelvoud en eentje in meervoud.)

Stap 3 Interpreteren
Als er in zin 1 of 2 nog steeds fouten worden gemaakt, dan heeft dat met de zinsopbouw te maken en moet je dit begeleid inoefenen.
3. Waar staat de persoonsvorm goed? 

a) De ouders van Lucas breng hem ‘s ochtends naar het cruiseschip.
b) De ouders van Lucas brengt hem ‘s ochtends naar het cruiseschip.
c) De ouders van Lucas brengen hem ‘s ochtends naar het cruiseschip.

Slide 23 - Slide

Stap 2 Opnieuw produceren
Wat weten de leerlingen?

(Hier check je vooral lesdoel 2: eentje met onderwerp in enkelvoud en eentje in meervoud.)

Stap 3 Interpreteren
Als er in zin 3 of 4 nog steeds fouten worden gemaakt, dan heeft dat met het verschil tussen enkelvoud en meervoud te maken en dan moeten leerlingen dit in 2/3-tallen inoefenen.
4. Waar staat de persoonsvorm goed? 

a) Da Silva verzin een moeilijke choreografie voor de dansers.
b) Da Silva verzint een moeilijke choreografie voor de dansers.
c) Da Silva verzinnen een moeilijke choreografie voor de dansers.

Slide 24 - Slide

Stap 2 Opnieuw produceren
Wat weten de leerlingen?
(Hier check je vooral lesdoel 2: eentje met onderwerp in enkelvoud en eentje in meervoud.)

Stap 3 Interpreteren
Als er in zin 3 of 4 nog steeds fouten worden gemaakt, dan heeft dat met het verschil tussen enkelvoud en meervoud te maken en dan moeten leerlingen dit in 2/3-tallen inoefenen.

De vraag kan hier 
geplaatst worden.
A
a.
B
b.
C
c.
D
d.

Slide 25 - Quiz

7. Formatief handelen
De docent geeft de leerlingen gedurende de les gerichte feedback, feedup en feedforward op de op de inhoud van het werk, de leerstrategie, het gedrag en op zelfsturing. De docent bevraagt willekeurig leerlingen met open vragen. De docent stimuleert kwaliteitsbesef onder leerlingen door bijvoorbeeld leerlingen elkaars werk te laten vergelijken of uitgewerkte voorbeelden te gebruiken, gevolgd door geïnformeerde vervolgstappen.
           Voorbeelden
Checklist:
  • Dual Coding (woord en beeld combineren)
  • Concrete voorbeelden
  • Herkenbare voorbeelden gerelateerd aan de leefwereld van de leerlingen

Slide 26 - Slide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven. 
           Aan de slag
Leerlingen die de 4 zinnen goed hebben gedaan, gaan zelfstandig (1) of in tweetallen (2) verder met hun samenvatting. Als jij zelfstandig werkt moet je na elke 3 zinnen een ander laten controleren of je het goed hebt gedaan!
Leerlingen die alleen zin 3 en/ of 4 fout hebben, gaan in 2- of 3-tallen verder werken. Samen moeten jullie van elke zin het onderwerp bepalen en de juiste werkwoord vervoeging erbij bepalen. Daarna moeten jullie aan een leerling die zelfstandig werkt, vragen of jullie de juiste keuze hebben gemaakt.

Slide 27 - Slide

Stap 4 Differentiatie:
De leerlingen die de 4 zinnen goed hebben gedaan, gaan zelfstandig of in tweetallen verder met hun samenvatting. Als zij zelfstandig werken moeten zij na elke 3 zinnen een ander laten controleren of ze het goed hebben gedaan.
Leerlingen die alleen zin 3 en/ of 4 fout hebben (lesdoel 2), laat je in 2- of 3-tallen verder werken. Samen moeten ze van elke zin het onderwerp bepalen en de juiste werkwoord vervoeging erbij bepalen. Daarna moeten ze aan een leerling die zelfstandig werkt, vragen of ze de juiste keuze hebben gemaakt.
           Aan de slag
De leerlingen die zin 1 en/of 2 fout hebben gaan samen met mij verder met de samenvatting. Na elk hoofdstuk bepalen jullie in 2- of 3-tallen wat de hoofdzaak is en zetten dit in een zin. Samen met mij bepalen we de zinsdelen, bekijken we het onderwerp, bepalen we welke werkwoord vervoeging erbij hoort en bouwen we zó de zin op. 

Slide 28 - Slide

Stap 4 Differentiatie:
De leerlingen die zin 1 en/of 2 fout hebben (lesdoel 1) gaan samen met mij verder met de samenvatting. Na elk hoofdstuk bepalen ze in 2- of 3-tallen wat de hoofdzaak is en zetten dit in een zin. Samen met mij bepalen we de zinsdelen, bekijken we het onderwerp, bepalen we welke werkwoord vervoeging erbij hoort en bouwen we zó de zin op. (Ik modelleer en zij doen actief mee!) Dit proces herhaal ik bij elk hoofdstuk, en als de situatie dat toelaat, probeer ik de verantwoordelijkheid langzaam steeds meer bij de leerlingen te leggen.
           Aan de slag
Zelfstandig (1) of in tweetal (2) aan je samenvatting verder werken.

In 2- of 3-tal verder met je samenvatting: van elke zin het onderwerp 
en de juiste werkwoord vervoeging bepalen > laat controleren door 
een ander!

In 2- of 3-tal samen met mij verder met je samenvatting.
timer
20:00

Slide 29 - Slide

Stap 4 Differentiatie:
De leerlingen die de 4 zinnen goed hebben gedaan, gaan zelfstandig of in tweetallen verder met hun samenvatting. Als zij zelfstandig werken moeten zij na elke 3 zinnen een ander laten controleren of ze het goed hebben gedaan.
Leerlingen die alleen zin 3 en/ of 4 fout hebben (lesdoel 2), laat je in 2- of 3-tallen verder werken. Samen moeten ze van elke zin het onderwerp bepalen en de juiste werkwoord vervoeging erbij bepalen. Daarna moeten ze aan een leerling die zelfstandig werkt, vragen of ze de juiste keuze hebben gemaakt.
De leerlingen die zin 1 en/of 2 fout hebben (lesdoel 1) gaan samen met mij verder met de samenvatting. Na elk hoofdstuk bepalen ze in 2- of 3-tallen wat de hoofdzaak is en zetten dit in een zin. Samen met mij bepalen we de zinsdelen, bekijken we het onderwerp, bepalen we welke werkwoord vervoeging erbij hoort en bouwen we zó de zin op. (Ik modelleer en zij doen actief mee!) Dit proces herhaal ik bij elk hoofdstuk, en als de situatie dat toelaat, probeer ik de verantwoordelijkheid langzaam steeds meer bij de leerlingen te leggen.
Pak je wisbordje!

Slide 30 - Mind map

Stap 5 Verifiëren en voorspellen:

Aan de hand van een spiegelvraag controleer je wie het lesdoel heeft behaald en hoe je de volgende les kan starten.
 

1. goed heeft de zin opgebouwd de leerling.

Waar staat de zin in de goede volgorde:

a) De zin heeft de leerling goed opgebouwd.
b) De leerling heeft goed opgebouwd de zin.
c) De leerling heeft de zin goed opgebouwd.

Slide 31 - Slide

Stap 2 Opnieuw produceren
Wat kunnen de leerlingen nu?

(Hier check je lesdoel 1: eentje met onderwerp in enkelvoud en eentje in meervoud.)

Stap 3 Interpreteren
Als er in zin 1 nog steeds fouten worden gemaakt, dan heeft dat met de zinsopbouw te maken.
2. Waar staat de persoonsvorm goed? 

a) De leerlingen heb de samenvatting goed gemaakt.
b) De leerlingen heeft de samenvatting goed gemaakt.
c) De leerlingen hebben de samenvatting goed gemaakt.

Slide 32 - Slide

Stap 2 Opnieuw produceren
Wat weten de leerlingen?

(Hier check je vooral lesdoel 2: eentje met onderwerp in enkelvoud en eentje in meervoud.)

Stap 3 Interpreteren
Als er in zin 3 of 4 nog steeds fouten worden gemaakt, dan heeft dat met het verschil tussen enkelvoud en meervoud te maken en dan moeten leerlingen dit in 2/3-tallen inoefenen.

De vraag kan hier 
geplaatst worden.
A
a.
B
b.
C
c.
D
d.

Slide 33 - Quiz

7. Formatief handelen
De docent geeft de leerlingen gedurende de les gerichte feedback, feedup en feedforward op de op de inhoud van het werk, de leerstrategie, het gedrag en op zelfsturing. De docent bevraagt willekeurig leerlingen met open vragen. De docent stimuleert kwaliteitsbesef onder leerlingen door bijvoorbeeld leerlingen elkaars werk te laten vergelijken of uitgewerkte voorbeelden te gebruiken, gevolgd door geïnformeerde vervolgstappen.
           Afsluiting

Open allemaal je laptop!

Slide 34 - Slide

Stap 5 Terugblikken:
Klassikaal blikken we terug hoe de les is gegaan.
Hoe ging het zelfstandig werken?
Hoe ging het samenwerken?
Wat hebben ze geleerd?
Complimenteer of bedank iemand voor deze les. Doe het wel serieus!

Hoe ging het zelfstandig werken of samenwerken?
Goed!
Kan nog iets beter.
Moet volgende keer beter.

Slide 35 - Poll

Stap 5 Terugblikken:
Klassikaal blikken we terug hoe de les is gegaan.
Hoe ging het zelfstandig werken?
Hoe ging het samenwerken?
Wat hebben ze geleerd?
Complimenteer of bedank iemand voor deze les. Doe het wel serieus!
Denk je dat je nu minder fouten maakt met de zinsbouw?
Ja, veel minder!
Een beetje.
Nee, ik moet nog meer oefenen!

Slide 36 - Poll

Stap 5 Terugblikken:
Klassikaal blikken we terug hoe de les is gegaan.
Hoe ging het zelfstandig werken?
Hoe ging het samenwerken?
Wat hebben ze geleerd?
Complimenteer of bedank iemand voor deze les. Doe het wel serieus!
Denk je dat je nu minder fouten maakt met het vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd?
Ja, veel minder!
Een beetje.
Nee, ik moet nog meer oefenen!

Slide 37 - Poll

Stap 5 Terugblikken:
Klassikaal blikken we terug hoe de les is gegaan.
Hoe ging het zelfstandig werken?
Hoe ging het samenwerken?
Wat hebben ze geleerd?
Complimenteer of bedank iemand voor deze les. Doe het wel serieus!
Wil je iemand nog bedanken of een compliment geven? Schrijf het dan nu op... Wél serieus!

Slide 38 - Open question

Stap 5 Terugblikken:
Klassikaal blikken we terug hoe de les is gegaan.
Hoe ging het zelfstandig werken?
Hoe ging het samenwerken?
Wat hebben we geleerd?
Geef de leerlingen de kans om iemand te complimenteren of te bedanken voor deze les. Doe dit wel serieus!
           Begrippen
           uit deze les

  • ...
  • ...

Slide 39 - Slide

This item has no instructions


Titel kan hier geplaatst worden.

Slide 40 - Open question

This item has no instructions

Eindslide.

Vandaag hebben we geoefend met zinsbouw (goed opgebouwde zinnen) en het op de juiste manier vervoegen van de werkwoorden in de tegenwoordige tijd (gelet op het onderwerp of het enkelvoud of meervoud is).
Blijf hier goed opletten als je thuis en de volgende lessen verdergaat met je samenvatting!

Slide 41 - Slide

Afsluiting
Sluit af met wat we deze les hebben geoefend en geleerd én dat ze dit blijven toepassen.