Grammatica - 4.7 - les 1

Grammatica - 4.7
Woordsoorten
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica - 4.7
Woordsoorten

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Start van de les
  • IPad en/of boek op de hoek van je tafel, gesloten.
  • Tas op de grond.
  • Telefoon thuis of in de kluis
  • Sleutels in de tas


Slide 3 - Slide

Doelen
In deze paragraaf leer je:
• hoe je het lidwoord vindt;
• hoe je het zelfstandig naamwoord vindt;
• hoe je werkwoorden vindt.

Slide 4 - Slide

Even herhalen
Zinsdelen

Slide 5 - Slide

De persoonsvorm is altijd een...
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 6 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
het eerste werkwoord van een zin.
B
alle werkwoorden samen in een zin.
C
het laatste werkwoord van een zin.

Slide 7 - Quiz

Wat is het wwg in deze zin:
Wij zijn met de auto op vakantie gegaan.

Slide 8 - Open question

Wat is het onderwerp in deze zin:
Wij zijn met de auto op vakantie gegaan.

Slide 9 - Open question

Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden (lw) in het Nederlands: de, het, een.
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord: het huis, de tas, een hond.
In het meervoud gebruik je altijd de: de huizen, de eieren.

Soms staan er nog andere woorden tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord: het glazen huis, een blaffende hond.

Slide 10 - Slide

Hoe veel lidwoorden zijn er?
A
2
B
3
C
5
D
4

Slide 11 - Quiz

Wat zijn lidwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 12 - Quiz

Zelfstandig naamwoord
Zelfstandige naamwoorden (zn) zijn woorden voor:
- mensen: bakker, kindje, vuilnismannen;
- dieren: hond, aapje, muizen;
- planten: cactus, grassprietje, bomen;
- dingen: pen, krukje, gordijnen;
- namen: Sem, Enschede, Bloemendaalstraat;
- begrippen: liefde, respect, geluk.

Slide 13 - Slide

Zelfstandig naamwoord
Vaak kun je een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord zetten: een opa, het berichtje, de cavia's.

Kijk maar eens naar het uitlegfilmpje.

Slide 14 - Slide

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 15 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
de
B
hondjes
C
blaffen
D
altijd

Slide 16 - Quiz


Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
verdriet
B
grond
C
rommelig
D
batterij

Slide 17 - Quiz

Werkwoorden
Een werkwoord (ww) is een doe-woord. Het zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt: maak, gedaan, is, wandelde, bekijken, verhuisd, roep, liep.
Werkwoorden hebben verschillende vormen. Ze staan in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd.
Van een ww kun je een ik-hij-wij-rijtje maken: ik loop, hij loopt, wij lopen.

Slide 18 - Slide

Bedenk 3 werkwoorden

Slide 19 - Mind map

"Mijn moeder zegt daar niets over."
Zoek het werkwoord en schrijf het hele werkwoord op:

Slide 20 - Open question

Wat is het werkwoord?

Slide 21 - Open question

Van welk hele werkwoord komt het werkwoord 'is'?

Slide 22 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord (KGT)
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het geeft extra informatie over dat zelfstandig naamwoord.

Slide 23 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (KGT)
Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak voor het zelfstandig naamwoord, maar het kan er ook achter staan:
snel - zijn snelle auto - zijn auto is snel
groen - het groene glas - het glas is groen
Syrisch - een Syrisch buurmeisje - het buurmeisje is Syrisch
reusachtig - de reusachtige villa - de villa is reusachtig
mooi, rood - die mooie, rode broek - de broek is mooi en rood

Slide 24 - Slide

Voorzetsel (KGT)
Een voorzetsel (vz) staat nooit alleen: het hoort bij één of meer andere woorden:
Ik ga naar huis. Thuis zit ik op mijn kamer en lees ik in mijn boek.
.

Slide 25 - Slide

Maken Grammatica 4.7
 opdr. 1 t/m 6
timer
10:00
Klaar?
  • Versterk jezelf woordsoorten
  • Test jezelf 4.7 
  • huiswerk maken
  • lezen leesboek

Slide 26 - Slide

Maak zelf een zin met een lidwoord, werkwoord en een zelfstandig naamwoord

Slide 27 - Mind map