What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Beta
Log in
Register
‹
Return to search
H6 productie en arbeid
H6 productie en arbeid
1 / 43
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
This lesson contains
43 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
H6 productie en arbeid
Slide 1 - Slide
Wat zijn de belangrijkste productiefactoren?
A
Natuur
B
Kapitaal
C
Handel
D
Arbeid
Slide 2 - Quiz
Wat omvat de productiefactor arbeid?
A
Vaardigheden
B
Menselijke inzet
C
Natuurlijke hulpbronnen
Slide 3 - Quiz
Wat is toegevoegde waarde?
A
Verlies van een bedrijf
B
Winst van een bedrijf
C
Kosten van productie
D
Het product wordt meer waard, doordat het bedrijf er iets aan toevoegd
Slide 4 - Quiz
Hoe beïnvloedt toegevoegde waarde inkomens?
A
Meer productie verhoogt inkomsten
B
Hogere waarde leidt tot hogere inkomens
C
Minder waarde verhoogt inkomens
D
Inkomens hebben geen verband met waarde
Slide 5 - Quiz
Wat is het resultaat van hoge toegevoegde waarde?
A
Hogere lonen voor werknemers
B
Grotere winstmarges voor bedrijven
C
Minder werkgelegenheid in de sector
D
Lagere prijzen voor consumenten
Slide 6 - Quiz
Wat is een kenmerk van arbeidsintensief?
A
Heeft hoge automatisering
B
Er komt veel menselijke arbeid aan te pas en minder machines
C
Vraagt veel kapitaal per product
D
Is altijd goedkoper
Slide 7 - Quiz
Wat is een voorbeeld van kapitaalintensief?
A
Een winkel
B
Een restaurant
C
Een bouwproject met weinig machines
D
Fabriek met veel machines (veel machinaal werk en weinig met de hand)
Slide 8 - Quiz
Waarom kiezen bedrijven voor arbeidsintensief?
A
Hogere investeringen in machines
B
Lage loonkosten in de regio
C
Minder personeel nodig
D
Snellere productieprocessen
Slide 9 - Quiz
Wat is een afschrijving?
A
Een soort investering
B
Dat de waarde van een product minder wordt
C
het product wordt duurder
D
Is een belastingverlaging
Slide 10 - Quiz
Wat is het doel van afschrijving?
A
Investeringen verminderen
B
Belastingen verhogen
C
Directe winst verhogen
D
Kosten spreiden over meerdere jaren
Slide 11 - Quiz
Hoe bereken je een afschrijving?
A
Winst delen door aantal jaren
B
Afschrijvingsbedrag delen door levensduur
C
Totaalbedrag keer de levensduur
D
Gemiddelde kosten per maand
Slide 12 - Quiz
Als je iets verkoopt krijg je een brutowinstopslag.
Wat is brutowinstopslag?
A
De totale omzet van een bedrijf
B
De kosten van verkochte goederen
C
Het percentage (%) dat bovenop inkoopprijs komt, zodat je de verkoopprijs hebt
D
Een methode om winst te berekenen
Slide 13 - Quiz
Hoe wordt brutowinstopslag berekend?
A
Brutowinst gedeeld door inkoopprijs
B
Totale omzet min totale kosten
C
Verschil tussen verkoopprijs en inkoopprijs
D
Inkoopprijs gedeeld door totale kosten
Slide 14 - Quiz
Wat is de consumentenprijs?
A
De prijs voor groothandelsverkopen.
B
De inkoopprijs + de brutowinstopslag
C
De prijs inclusief BTW
D
De prijs die de consument betaalt.
Slide 15 - Quiz
Hoe bereken je de consumentenprijs?
A
Enkel de kostprijs.
B
Verkoopprijs minus belastingen.
C
Kostprijs (inkoopprijs) plus brutowinstopslag.
D
Winst zonder kosten.
Slide 16 - Quiz
Welke factor beïnvloedt de consumentenprijs?
A
Vraag en aanbod.
B
Verzekeringskosten.
C
Loon van werknemers.
D
Aantal werknemers.
Slide 17 - Quiz
Wat is afzet?
A
De totale omzet in euro's
B
De kosten van productie
C
Het aantal verkochte producten
D
De winst na belasting
Slide 18 - Quiz
Wat is omzet?
A
De totale verkoopwaarde van producten
B
De winst voor belasting
C
De voorraadwaarde
D
Het aantal verkochte producten
Slide 19 - Quiz
Wat is het verschil tussen afzet en omzet?
A
Afzet is hoeveelheid, omzet is waarde
B
Afzet is prijs, omzet is kosten
C
Afzet is winst, omzet is verlies
D
Afzet is voorraad, omzet is bestelling
Slide 20 - Quiz
Wat is brutowinst?
A
Winst na belasting
B
Totale kosten van het bedrijf
C
Inkomsten uit verkopen
D
Wat je overhoudt als je de inkoopwaarde eraf haalt
Slide 21 - Quiz
Hoe bereken je brutowinst?
A
Omzet - inkoopkosten
B
Omzet + winst
C
Inkoopkosten - omzet
D
Totale kosten + belastingen
Slide 22 - Quiz
Wat is nettowinst?
A
het geld dat overblijft, nadat alle bedrijfskosten eraf zijn
B
Winst na belasting
C
Totale omzet
D
Kosten van goederen verkocht
Slide 23 - Quiz
Hoe wordt nettowinst berekend?
A
Omzet min kosten
B
Winst voor belasting min belasting
C
Totale activa min schulden
D
Omzet plus kosten
Slide 24 - Quiz
Wat is een concrete markt?
A
Plek waar op bepaalde tijden goederen verhandeld worden
B
Algemene marktomstandigheden
C
Bepaalde doelgroep en locatie
D
Abstracte concepten en ideeën
Slide 25 - Quiz
Wat is een abstracte markt?
A
Alle vraag naar en aanbod van een product
B
Ideeën en concepten
C
Bepaalde producten en diensten
D
Specifieke klanten
Slide 26 - Quiz
Wat verschil tussen een concrete markt en een abstracte markt?
Er zijn twee antwoorden mogelijk
A
Abstract is theoretisch
B
Abstract is altijd succesvol
C
Concreet is duur
D
Concreet is tastbaar
Slide 27 - Quiz
Wat gebeurt er als de vraag naar een product stijgt?
A
De vraag blijft gelijk
B
De prijs daalt
C
De prijs stijgt
D
De voorraad neemt toe
Slide 28 - Quiz
Hoe gebeurt er met de prijs als er een overschot is van iets?
A
De prijs stijgt
B
De vraag neemt toe
C
De prijs daalt
D
De productie stopt
Slide 29 - Quiz
Wat zijn de gevolgen van een tekort?
A
De voorraad is voldoende
B
De prijs daalt
C
De vraag neemt af
D
De prijs stijgt
Slide 30 - Quiz
Wat is de wet van vraag en aanbod?
A
De impact van belasting op prijzen
B
De rol van overheid in de economie
C
De relatie tussen de prijs en de vraag van een product
D
Hoe aanbod de prijs beïnvloedt
Slide 31 - Quiz
Wat is een marktaandeel?
A
De totale winst van een bedrijf
B
Het % van de totale markt (omzet of afzet)
C
De verkoop van een specifiek product
D
Het aantal werknemers in een bedrijf
Slide 32 - Quiz
Wat is de evenwichtsprijs?
A
De hoogste prijs in de markt.
B
De prijs waarbij vraag en aanbod gelijk zijn.
C
De prijs die altijd stijgt.
D
De prijs van het goedkoopste product.
Slide 33 - Quiz
Wat is arbeidsproductiviteit?
A
Tijd besteed aan vergaderingen
B
de productie per persoon per uur
C
Totale winst van een onderneming
D
Aantal werknemers in een bedrijf
Slide 34 - Quiz
Wat kan helpen om arbeidsproductiviteit te verhogen?
A
Werknemers meer uren laten werken
B
Vaardigheden van werknemers verbeteren
C
Salarissen verlagen
D
Technologische innovaties toepassen
Slide 35 - Quiz
Wat zijn vaste kosten?
A
Salarissen van medewerkers
B
Variabele kosten van producten
C
Korting op bulk aankopen
D
Huur van een gebouw
Slide 36 - Quiz
Welke kosten zijn meestal vast?
A
Seizoensgebonden marketing
B
Afschrijvingen
C
Verzekeringen
D
Grondstoffen voor productie
Slide 37 - Quiz
Wat is een voorbeeld van vaste kosten?
A
Advertentiekosten
B
Huisvesting kosten
C
Transportkosten
D
Onderhoud van apparatuur
Slide 38 - Quiz
Wat zijn variabele kosten?
A
Kosten die elke keer anders zijn
B
Vaste kosten in een bedrijf
C
Kosten die altijd gelijk blijven
D
Kosten die met productie variëren
Slide 39 - Quiz
Wat beïnvloedt variabele kosten?
A
Marktprijzen
B
Vaste bedrijfsuitgaven
C
Verkoophoeveelheid
D
Productievolume
Slide 40 - Quiz
Wat is het doel van maatschappelijk verantwoord ondernemen?
A
Winstmaximalisatie boven alles
B
Snel winst maken zonder ethiek
C
Kostenbesparing als enige focus
D
Duurzaam ondernemen voor mens en milieu
Slide 41 - Quiz
Wat zijn maatschappelijke opbrengsten?
A
Verbetering van sociale samenhang
B
Winst voor bedrijven
C
Voordelen voor de samenleving
D
Verlies van banen
Slide 42 - Quiz
Waarom zijn maatschappelijke opbrengsten belangrijk?
A
Voor sociale rechtvaardigheid
B
Voor bedrijfsimago
C
Om winst te maximaliseren
D
Voor duurzame ontwikkeling
Slide 43 - Quiz
More lessons like this
3.1 Wat kost het?
August 2018
- Lesson with
41 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
productie en markt
March 2025
- Lesson with
26 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
6.1 Produceren maar!
February 2024
- Lesson with
26 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Herhaling hoofdstuk 6 - Productie en markt
February 2025
- Lesson with
20 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
6.3 Hoe maak je winst?
December 2018
- Lesson with
28 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
H6 Productie en markt
March 2025
- Lesson with
46 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Herhaling hoofdstuk 6 - Productie en markt - T3
February 2025
- Lesson with
28 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
6 ECONOMIE H6
March 2024
- Lesson with
44 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3