palliatieve en terminale zorgverlening les 1

Palliatieve zorg
comfort

Les 1 
Devina
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

Palliatieve zorg
comfort

Les 1 
Devina

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Agenda komende weken
zie SH

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Ik vind het moeilijk om over dit onderwerp te praten
0100

Slide 3 - Poll

This item has no instructions

Heb je tijdens je stage of in je eigen omgeving een overlijden meegemaakt?
Ja, ik wil hier wel iets over vertellen
Ja, maar ik wil hier liever niet over vertellen
Nee, ik heb dit niet meegemaakt

Slide 4 - Poll

This item has no instructions

Een ethisch dilemma
Bij afwegingen zoals juist of onjuist en wat wel goed of niet goed is gaat het om ethische dilemma's. 
Kenmerken voor ethische dilemma's:
  • Het gaat om kwesties die gaan om goed en kwaad, wat moreel juist of onjuist is. 
  • Je staat in tweestrijd: Welke keuze je ook maakt, er zitten bezwaren aan
  • Er spelen meerdere belangen mee. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat zou je willen weten over palliatieve zorg en stervensbegeleiding?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Palliatieve zorg
  • Doel: goede kwaliteit van leven, als genezen
    niet meer mogelijk is
  • Leven volgens eigen wensen en keuzes
  • Voorkomen/verlichten van klachten/ ongemakken (comfortbeleid)
  • ‘Leven toevoegen aan de dagen, in plaats van dagen toevoegen aan het leven’

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Fasen van palliatieve terminale zorg:

    1. Ziektegerichte palliatie (symptomen door ziekte) slikproblemen
    2. Symptoomgerichte palliatie (symptomen die specifiek horen bij palliatieve en terminale zorg) vermoeidheid
    3. Palliatie in de stervensfase (symptomen bij stervensfase) moeilijk bewegen
    4. Nazorg (rouwverwerking)

    Slide 8 - Slide

    - Ziektegerichte palliatie. Tijdens deze fase staan de symptomen centraal die de zorgvrager door zijn ziekte of aandoening heeft, bijvoorbeeld het moeilijk kunnen slikken bij slokdarmkanker;

    - Symptoomgerichte palliatie. Tijdens deze fase staan de symptomen centraal die specifiek bij de palliatieve en terminale fase horen, bijvoorbeeld vermoeidheid;

    - palliatie in de stervensfase. Tijdens deze fase staan de symptomen centraal die bij de stervensfase horen, bijvoorbeeld moeilijker bewegen, omdat kracht en energie zijn afgenomen;

    - nazorg en rouw. Tijdens deze fase staat de zorg voor de overledene en zijn sociale netwerk centraal. Je begeleidt bijvoorbeeld de partner bij de laatste zorg voor zijn echtgenote.

    DA en huisarts zorgen ervoor dat een patiënt gemarkeerd wordt als zijnde palliatief/terminaal. Bij triage kan er dan gelijk worden verwezen naar betreffende arts

    Slide 9 - Slide

    Ziektegericht: de ziekte wordt behandeld zonder dat genezing mogelijk is

    Symptoomgerichte palliatie de focus licht op het verlichten en onder controle houden van de symptomen. de ziekte schrijdt voort, de cliënt al verzwakken en minder mobiel worden . de symptomen verergeren en in deze fase worden beslissingen genomen rondom het levenseinde.

    Palliatie in de stervensfase: hier verschuift de aandacht van kwaliteit van leven naar kwaliteit van sterven

    De nazorg. dit wordt ook gezien als onderdeel van de palliatieve zorg. soms hebben naasten behoefte aan ondersteuning tijdens de rouwarbeid

    Slide 10 - Slide

    This item has no instructions

    Terminale zorg
    • Levensverwachting minder dan drie maanden
    • Nadruk op de laatste levensfase
    • Zorgen dat iemand goed kan sterven

    Slide 11 - Slide

    This item has no instructions

    Terminale fases
    • Pre-terminale: 3-6 mnd > stabiliteit
    • Terminale: enkele weken tot 2 à 3 mnd > achteruitgang
    • Stervensfase: enkele uren tot dagen > snelle achteruitgang 

    Slide 12 - Slide

    This item has no instructions

    belangrijk bij het verlenen van
    palliatieve zorg is voor mij
    (meerdere antwoorden mogelijk)

    Slide 13 - Mind map

    This item has no instructions

    Belangrijk
    - sta open voor de wensen die een patiënt heeft
    - blijf in gesprek met patiënt en diens omgeving
    - neem de tijd voor de patiënt
    - let op de 'kleine dingen' 
    - ga niet in discussie
    - liefdevolle zorg 

    Slide 14 - Slide

    This item has no instructions

    Opdracht (15 min)
    Maak een overzicht van veelvoorkomende symptomen en complicaties in de stervensfase (zie theorie). Welke interventies zijn hierin mogelijk?

    Slide 15 - Slide

    This item has no instructions

    palliatief is hetzelfde als
    timer
    0:30
    A
    curatief
    B
    3 jaar ziek zijn
    C
    ongeneeslijk ziek
    D
    a, b en c zijn fout

    Slide 16 - Quiz

    This item has no instructions

    de palliatieve fase
    timer
    0:30
    A
    kan jaren duren
    B
    duurt maximaal 1 jaar

    Slide 17 - Quiz

    This item has no instructions

    De palliatieve fase bestaat uit....fasen.
    timer
    0:30
    A
    1
    B
    3
    C
    4
    D
    2

    Slide 18 - Quiz

    This item has no instructions

    wanneer start de terminale fase?
    timer
    0:30
    A
    levensverwachting van 3 maanden
    B
    als je bedlegerig bent geworden
    C
    als je hoort dat je niet meer beter wordt
    D
    als de levensverwachting 6 weken is.

    Slide 19 - Quiz

    This item has no instructions

    Het hospice
    timer
    0:30
    A
    daar mag iedere zorgvrager die erg ziek is komen
    B
    de zorgvrager heeft een levensverwachting van maximaal 3 maanden

    Slide 20 - Quiz

    This item has no instructions

    wat heb jij als vpk aan een palliatief team?
    A
    geeft ruimte voor je emoties en begrijpt deze
    B
    voorlichting geven aan familie
    C
    advies geven aan het team
    D
    Alle 3 zijn juist

    Slide 21 - Quiz

    This item has no instructions

    Sinds wanneer uitvoering van euthanasie mogelijk in Nederland?
    A
    1991
    B
    1998
    C
    2002
    D
    2012

    Slide 22 - Quiz

    This item has no instructions