Toets Beco Havo4 H1 H6

Als je een hypothecaire lening afsluit bij een bank, dan ben jij de?
A
Geldgever en hypotheekgever
B
Geldnemer en hypotheekgever
C
Geldnemer en hypotheeknemer
D
Geldgever en hypotheeknemer
1 / 31
next
Slide 1: Quiz
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Als je een hypothecaire lening afsluit bij een bank, dan ben jij de?
A
Geldgever en hypotheekgever
B
Geldnemer en hypotheekgever
C
Geldnemer en hypotheeknemer
D
Geldgever en hypotheeknemer

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

De brutowinst op een courgette is € 0,50. De brutowinstopslag bedraagt 40% van de inkoopprijs. Bereken de inkoopprijs
A
€ 1,-
B
€ 1,75
C
€ 2,-
D
€ 1,25

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Voor je kledingzaak koop je een jas in voor € 55. Je rekent 75% brutowinstopslag. Op een goede dag verkoop je er 100 aan Prinses Beatrix. Bereken de brutowinst.
A
€ 9625,-
B
€ 1375
C
€ 41,25
D
€4125,-

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

De brutowinst op een courgette is € 0,50. De brutowinstopslag bedraagt 40% van de inkoopprijs. Bereken de verkoopprijs
A
€ 1,-
B
€ 1,75
C
€ 2,-
D
€ 1,25

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de brutowinstopslag?

A
het bedrag dat een winkelier bij de verkoopprijs telt om winst te maken
B
wat een winkelier uiteindelijk verdient
C
De winst die een winkelier maakt
D
het aantal producten dat een winkelier verkoopt

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Balans opstellen/ balans mutaties

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Relatief weinig risico
Relatief gemiddeld risico
Relatief veel risico
Sparen
Beleggen in obligaties
Beleggen in aandelen

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Wat zijn de voordelen van huren en kopen?
Koophuis
Huurhuis
Vermogensvorming
Eigendom
Flexibel
Op termijn geen lasten
Geen nadeel als huis in waarde daalt
Huurtoeslag
Minder verzekering
Geen onderhoudskosten
Rente aftrek

Slide 8 - Drag question

  1. Nodig de deelnemers uit om de voordelen naar het juiste huis te slapen.
  2. Bespreek de voordelen.
Kopen:
  • Vermogensvorming
  • Eigendom
  • Op termijn geen lasten
  • Rente aftrek
Huren:
  • Flexibel, je kunt makkelijker verhuizen
  • Geen onderhoudskosten
  • Huurtoeslag
  • Minder verzekering
  • Je hebt geen nadeel als het huis in waarde daalt
In het filmpje op de volgende pagina worden de voordelen nog eens op een rijtje gezet.
Hugo Verwey stort ieder jaar te beginnen op 2 januari 2012 € 400 op een spaarrekening. Bereken de eindwaarde op 1 januari 2020. De samengestelde interest bedraagt 6,5%.
A
€ 4.292,74
B
€ 4.030,74
C
€ 3.530,74
D
€ 4.692,74

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Beleggen is en blijft risicovol en hoe langer de termijn hoe risicovoller.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Een spaarbedrag van € 500,- kan in 40 jaar tijd tegen 2% interest uitgroeien tot ...
A
€ 1.096
B
€ 1.104

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke type lening betaal je aan het einde van de rit de meeste interest?
A
Lineaire lening
B
Annuïteitenlening
C
Bij beide betaal je evenveel interest

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Schadeverzekeringen
sommenverzekeringen
(levensverzekeringen)
brandverzekering
WA-verzekering
transportverzekering
lijfrenteverzekering
pensioenverzekering
compagnonsverzekering

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Iemand wil over 2 jaar € 10.000,- op zijn spaarrekening hebben. Het kapitaal dat hij nu op zijn spaarrekening tegen 5% samengestelde interest per kwartaal moet zetten, bedraagt:
A
€ 9.070,29
B
€ 7.462,15
C
€ 14.774,55
D
€ 6.768,39

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Thijmen heeft een verzekering afgesloten met een 'eigen risico'.
Wat is een 'eigen risico'?
A
Dat je niet weet wanneer er iets gebeurd
B
Dat je een eigen risico neemt
C
Dat deel moet je zelf betalen bij schade

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welke vorm van beleggen geeft doorgaans het hoogste gemiddelde rendement?
A
Sparen
B
Obligaties
C
Aandelen
D
Vastgoed

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Aandeel
Obligaties
Beleggings-
fondsen
Deelname in eigen vermogen van een bv/nv
Lening aan bedrijf
Van staat of bedrijf
Dividend
Interest
Beleggers met vergelijkbare beleggingsdoelen

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Maak de juiste combinatie door de beschrijvingen te slepen naar de partijen (bank en kopers).
Bank
Koper(s) woning
Hypotheeknemer
Hypotheekgever

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions

De                            bestaat uit de totale
              naar woningen en het totale             van woningen. Veel huurwoningen zijn in het bezit van een                               . Als je een laag inkomen hebt, kun je recht hebben op                                   Als je een woning koopt, heb je bij een bestaande woning te maken met k.k. (=                        ). Die bestaan uit                      belasting en                    kosten. Als je een huis koopt, neem je een
                           lening of kortweg                      . Als eigenaar van een woning betaal je aan de gemeente ieder jaar                                           belasting (ozb).











Hypotheek
Overdrachts
Woningmarkt
Vraag
corporatie
Notaris
Aanbod
Hypothecaire
Huurtoeslag
onroerendezaak
Kosten koper

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

woning al goede huurder gebruiken
opleveren in originele staat
tijdig huur betalen
Huurbescherming
opzegtermijn
woonplezier en privacy
Rechten
Plichten

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Jaap wil een woning kopen. Hij is benieuwd hoeveel hij maximaal kan lenen en twijfelt tussen een lineaire lening bij ABN of Rabo en een annuïtaire bij een andere aanbieder. Wie schakelt hij in?
A
makelaar
B
Geldgever
C
Hypotheekadviseur
D
Notaris

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Vrije sector
Sociale huurwoning
Woningen gemaakt door woningcorporaties. 
Minder regels bij het huren.
Woningen tot een bepaald maximum huur per maand.
Prijs mag zo hoog zijn als je zelf wilt.
Woningen voor mensen met een relatief lager inkomen.
Aka vrije markt
Men heeft recht op huurtoeslag (tot een bepaald inkomen)

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

Een 4% lening van € 150.000,- heeft een looptijd van 30 jaar.
De aflossing wordt aan het einde van elk jaar betaald. De lening wordt lineair afgelost. Bereken het bedrag aan aflossing dat aan het eind van het 1e jaar wordt betaald.
A
€ 6.000,-
B
€ 11.000,-
C
€ 15.000,-
D
€ 5.000

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Suus en Fatih kopen een woning van € 250.000. Deze woning wordt gefinancierd met een hypothecaire lening van
€ 200.000 en met € 50.000 privévermogen van Fatih.
Fatih heeft bij verkoop van de woning een direct opeisbare vordering op de gemeenschap van:

A
€ 50.000
B
€50.000/€200.000 x 100% = 40% van de woningwaarde
C
€ 50.000/€250.000 x 100% = 20% van de woningwaarde
D
€ 200.000

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Kopen
Huren
Eigenaar woning
Vermogen opbouwen
Verbouwen toegestaan
Rente betalen
Flexibel
huur betalen
Geen kosten groot onderhoud
Toeslag bij lage inkomsten

Slide 25 - Drag question

This item has no instructions

annuïteitenlening
lineaire lening
nettolasten nemen toe
goed om af te sluiten als je in de loop der tijd MEER gaat verdienen
bruto uitgaven nemen af
betaal over de gehele looptijd minder interest
aflossing blijft gelijk
aflossing en interest bij elkaar opgeteld blijft gelijk
Deze hypotheek heeft als voordeel dat je sneller aflost

Slide 26 - Drag question

This item has no instructions

Wat voor hypotheek is dit?
A
Annuïteitenhypotheek
B
Lineaire hypotheek
C
Spaarhypotheek
D
Aflossingsvrije hypotheek

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel is je schuld na 2 jaar als je een lineaire hypothecaire lening van 30 jaar afsluit voor €600.000 met 2% interest?
A
€546.000
B
€560.000
C
€580.000
D
€600.000

Slide 28 - Quiz

600.000 - 600.000/30 x 2 = 560.000

Welke opmerking over een annuïteiten hypothecaire lening is waar?
A
Je betaalt elke periode evenveel aflossing.
B
Je betaalt elke periode evenveel interst.
C
Je betaalt elke periode in totaal evenveel.
D
Je betaalt elke periode in totaal steeds minder.

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voordeel van een lineaire hypothecaire lening?
A
In het begin betaal je minder aflossing.
B
In het begin betaal je minder interest.
C
In totaal betaal je minder aflossing.
D
In totaal betaal je minder interest.

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel is de annuiteit?
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
€342.876,15
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
€342.876,15
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Annuiteit
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
...
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
...
€342.876,15
A
€8.464,58
B
€16.744,58
C
€351.535,42
D
€17.123.85

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions