1E 15-02

Grammar practise
After this lesson:

- You have made your Grammar Card (1 A4)
- You have practiced the Grammar
- You have asked questions about Grammar topics you find difficult


1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Grammar practise
After this lesson:

- You have made your Grammar Card (1 A4)
- You have practiced the Grammar
- You have asked questions about Grammar topics you find difficult


Slide 1 - Slide

Grammar Card
Teams > 1E > English > Bestanden > Grammar Card

  • Pak het bestand er bij
  • Pak je boek
  • Schrijf mee!

Slide 2 - Slide

Telling time
Words to learn:
past -  to - o'clock - quarter - half - at

om half vier = at half past three
om kwart over zes = at a quarter past six

(continue at whiteboard)



Slide 3 - Slide

Plural - meervoud
de woorden eindigen meestal met een s
Schrijf het nooit met een komma! 
chair = chair's - chairs

er zijn ook onregelmatige werkwoorden! Deze woorden schrijf je niet met een -s er achter

Ga naar pagina 98 en leer deze woorden!
Example
Bijvoorbeeld:

Lady - Ladies

-y verandert dus altijd naar -ies

Slide 4 - Slide

Present Continuous
I AM workING
Er zit altijd een vorm van to be (am/is/are) in de zin
Het werkwoord eindigt altijd met -ing

Slide 5 - Slide

Question Tags
Aangeplakte vragen gebruik je om bevestiging te vragen. Je kent het ook wel in het Nederlands, denk maar aan: 

We gaan morgenochtend al weg, toch? 
Heb je zin om daarheen te gaan, of niet? 
Jij bent daar nooit geweest, of wel?

Slide 6 - Slide

Hoe dan?
 Bij een aangeplakte vraag in het Engels wordt het onderwerp en het werkwoord herhaald. Oftewel om wie het gaat en waarover.
Als de zin +bevestigend+ is, is de aangeplakte vraag -ontkennend-

+His friend is+ nice, -isn't he?-

Als de zin -ontkennend- is, is de aangeplakte vraag +bevestigend+

-They can't- help us, +can they?+

Slide 7 - Slide

Welke woorden kies je?
Als er in de zin een vorm staat van to be (am / are / is) of een hulpwerkwoord (zoals have / can / should / may / will), herhaal je die vorm in de aangeplakte vraag:

The holiday is fantastic, isn't it?
They haven't been playing all day, have they?
We should take some time off, shouldn't we?
She can't come on time, can she?

Slide 8 - Slide

She is at school, .....

Is dit stukje zin +bevestigend+ of -ontkennend-?
A
+bevestigend+
B
-ontkennend-

Slide 9 - Quiz

She is at school, .....

Wat is het werkwoord?
A
she
B
is
C
at
D
school

Slide 10 - Quiz

She is at school, .....

Wat is het onderwerp? (wie)
A
she
B
is
C
at
D
school

Slide 11 - Quiz

Maak de zin af met de juiste tag
+she is at school+, -.........-


Slide 12 - Open question

Hoe maak je een Question Tag?

Bepaal of het een + of een - is
staat er n't (not) in de eerste zin? dan is het een -
Staat er geen n't (not) in de eerste zin? dan een +

She isn't at school - er staat n't, dus is dit een -
She is at school - er staat geen n't, dus het is een +

Na een + wordt de Tag een -
Na een - wordt de Tag een +

Slide 13 - Slide

You are cool, aren't you?

He isn't home, is he?

They have a dog, haven't they?

We can't go out, can we?

Slide 14 - Slide

Your parents are home, ......

Is dit stukje zin +bevestigend+ of -ontkennend-?
A
+bevestigend+
B
-ontkennend-

Slide 15 - Quiz

Your parents are home, ......

Wat is het werkwoord?
A
your
B
parents
C
are
D
home

Slide 16 - Quiz

Your parents are home, ......

welk voornaamwoord geef je: your parents
A
you
B
he/she/it
C
we
D
they

Slide 17 - Quiz

Maak de zin af met de juiste tag
+Your parents are home+, -......-

Slide 18 - Open question

Any questions?
If not, let's study!

Slide 19 - Slide

How do you feel about your understanding of the grammar?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll