biologie

Een aanwijzend voornaamwoord wijst naar:
A
Dingen
B
Mensen
1 / 32
next
Slide 1: Quiz
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Een aanwijzend voornaamwoord wijst naar:
A
Dingen
B
Mensen

Slide 1 - Quiz

biologie en rekenen

Slide 2 - Slide

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
A
die, dit
B
jouw, mijn
C
ik, jij

Slide 3 - Quiz

"Waarom" is een aanwijzend voornaamwoord
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Wat is GEEN aanwijzend voornaamwoord
A
Dat
B
Daar
C
Dit
D
Deze

Slide 5 - Quiz

Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
Zie je die jongen daar?
A
Zie
B
je
C
die
D
daar

Slide 6 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoorden zijn goed?

A
die pen
B
deze pen
C
dit pen
D
dat pen

Slide 7 - Quiz

Welke aanwijzende voornaamwoorden zijn goed?

A
die pen
B
deze pen
C
dit pen
D
dat pen

Slide 8 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord is goed?
A
dit potlood
B
deze potlood
C
die potlood
D
dat potlood

Slide 9 - Quiz

Welke aanwijzende voornaamwoorden zijn goed?
A
dit potlood
B
deze potlood
C
die potlood
D
dat potlood

Slide 10 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord is goed?
A
Deze vaccinatie
B
Dit vaccinatie

Slide 11 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord is goed?
A
Deze virus
B
Dat virus

Slide 12 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord
We hebben ... auto gewassen.
A
die
B
dit
C
deze
D
dat

Slide 13 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord
Ik heb ... bericht niet gelezen.
A
die
B
dit
C
deze
D
dat

Slide 14 - Quiz

Waar staat een aanwijzend voornaamwoord?
A
Mijn boek
B
Welke jongen
C
Mag ik naar huis?
D
Die docent

Slide 15 - Quiz

Waar staat een aanwijzend voornaamwoord?
A
Dat grapje
B
Haar schoenen
C
Wat eten wij?
D
Hoe gaat het?

Slide 16 - Quiz

Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord.
.... onderbroek
A
Deze
B
Dit

Slide 17 - Quiz

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in de zin:

Van wie is die jas?
A
die
B
jas
C
van
D
is

Slide 18 - Quiz

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in de zin:

Deze broek is te groot.
A
broek
B
te
C
deze
D
groot

Slide 19 - Quiz

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in de volgende zin:
In deze klas zitten slimme leerlingen.
A
In
B
deze
C
klas
D
zitten

Slide 20 - Quiz

Heb jij die nieuwe docent al gezien?
Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
A
heb
B
jij
C
die
D
al

Slide 21 - Quiz

Deze, die, dat en dit zijn aanwijzende voornaamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Lees het getal B af op de getallenlijn
A
0,2
B
1,2
C
0,4
D
1,4

Slide 23 - Quiz

17 + 18
A
33
B
34
C
35
D
36

Slide 24 - Quiz

85 + 43
A
89
B
118
C
128
D
108

Slide 25 - Quiz

843 + 78
A
945
B
921
C
821
D
876

Slide 26 - Quiz

Op welk moment van de dag is het?
13:00
A
ochtend
B
middag
C
avond
D
nacht

Slide 27 - Quiz

Op welk moment van de dag is het?
22:00
A
ochtend
B
middag
C
avond
D
nacht

Slide 28 - Quiz

Wat is de juiste rekenvolgorde?
A
Haakjes, plus en min, keer en delen
B
Haakjes, keer en delen, plus en min
C
Keer en delen, haakjes, plus en min
D
Keer en delen, haakjes, plus en min

Slide 29 - Quiz


2 + 2 x 2 =
A
4
B
8
C
6
D
2

Slide 30 - Quiz


(2 + 4) x 2 =
A
10
B
8
C
6
D
12

Slide 31 - Quiz


3 + (8 - 2) x 2 =
A
18
B
15
C
12
D
7

Slide 32 - Quiz