vakatelier 2 Ruige ridders, vrome monniken & de stad

Geschiedenis vakatelier 2: 'Ruige ridders, vrome monniken & de stad'
1 / 51
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisHBOStudiejaar 1

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Geschiedenis vakatelier 2: 'Ruige ridders, vrome monniken & de stad'

Slide 1 - Slide

Welke gebeurtenis had een grote invloed op de val van het Romeinse Rijk?
A
Karel de Grote wordt keizer
B
De pest
C
Slechte koningen
D
Volksverhuizingen

Slide 2 - Quiz

Welke Germaanse stammen staken de Noordzee over om zich daar te vestigen?
A
Franken
B
Saksen
C
Angelen
D
Friezen

Slide 3 - Quiz

Wie was de eerste Frankische koning die zich liet dopen?
A
Karel de Grote
B
Bonifatius
C
Liudger
D
Clovis

Slide 4 - Quiz

In welke eeuw ontstond de Islam?
A
in de 4e eeuw
B
in de 5e eeuw
C
in de 6e eeuw
D
in de 7e eeuw

Slide 5 - Quiz

Wat was GEEN verbetering van de landbouw rond het jaar 1000?
A
paard als trekdier
B
het halsjuk
C
irrigatie
D
drieslagstelsel

Slide 6 - Quiz

Welke drie begrippen passen het beste bij Floris V?
A
bisschop - Sticht - Domkerk
B
hertog - Groningen - Valkenhof
C
edelman - Brabant - Loevestein
D
graaf - Holland Muiderslot

Slide 7 - Quiz

De middeleeuwse samenleving kende een opdeling in standen. Wat is de juiste verhouding in percentages?
A
Geestelijkheid ±2% van bevolking Adel ±3% van bevolking Derde stand ±95% van bevolking
B
Geestelijkheid ±5% van bevolking Adel ±35% van bevolking Derde stand ±60% van bevolking
C
Geestelijkheid ±10% van bevolking Adel ±20% van bevolking Derde stand ±70% van bevolking
D
Geestelijkheid ±25% van bevolking Adel ±25% van bevolking Derde stand ±50% van bevolking

Slide 8 - Quiz

Waar zorgde het gilde in de middeleeuwen NIET voor?
A
Elkaar steunen in slechte tijden
B
Opleiding
C
Rechtspraak
D
Eigen beschermheilige

Slide 9 - Quiz

Wat hoort bij de Hanze?
A
Ommelandvaart
B
Koggeschip
C
Lübeck
D
handelsverbond tussen steden

Slide 10 - Quiz

Hoe kon een middeleeuwse handelsnederzetting een echte stad worden?
A
Door de koning te vragen om een burgemeester te benoemen
B
Door stadsmuren te bouwen en zich onafhankelijk te verklaren
C
Door stadsrechten te kopen van de heer van het gebied
D
Door zich aan te sluiten bij een stedenbond, zoals de Hanze

Slide 11 - Quiz

'Hebban olla vogala' is één van de oudste geschreven zinnetjes in het Nederlands.
Waarom ontstond vanaf de 12e eeuw de behoefte om in de eigen volkstaal te schrijven?
A
monniken gingen bijbels kopiëren
B
het Latijn verdween als kerktaal
C
opleiding van ridders was in het Nederlands
D
stedelingen gingen handel drijven

Slide 12 - Quiz


A
Romaans
B
Gotisch

Slide 13 - Quiz

Opdracht Karel de Grote
  • maak drietallen
  • rolverdeling: keizer - leenman - vazal/horige
  • 10 minuten de tijd
  • verbeeld in 1 foto het leenstelsel
  • zet al je verbeeldingstalent in!

Slide 14 - Slide

Het leenstelsel in één beeld gevat
timer
8:00

Slide 15 - Open question

Leerdoelen
Je kunt aan het einde van dit vakatelier ….

  • de werking van het leenstelsel uitleggen;
  • verklaren hoe het leenstelsel en het ontstaan van nederzettingen zich tot elkaar verhouden; 
  • hoe het Christendom zich vanaf de vroege middeleeuwen over West-Europa wist te  verspreiden;
  • aangeven welke periodiseringen in het geschiedenisonderwijs worden gebruikt;
  • aangeven welke didactische principes aan de indeling in de tien tijdvakken ten grondslag liggen;
  • de tijdvaknamen ‘monniken en ridders’ en ‘steden en staten’ verklaren.

Slide 16 - Slide

Een onveilige tijd
  • Na de dood van Karel ging het leenstelsel gewoon door

  • De leenmannen gaven hun gebieden weer door aan hun kinderen

  • Soms stelden de leenmannen zelf ook leenmannen aan, achterleenmannen

  • De leenmannen gingen de gebieden als hun eigen gebied zien, terwijl ze het eigenlijk in leen hadden van de koning

  • Door al die leenmannen ontstonden er heel veel kleine staatjes die ook vaak oorlog met elkaar voerden

Slide 17 - Slide

Hoe verdedigen de (achter)leenmannen hun gebied?

Slide 18 - Open question

ringwalburg
  • 800-1000 na Chr. 
  • vroegste verdedigingswerk 
  • gracht, muur van aarde, palen, poort 
  • niet bedoeld om te wonen 
  • een vluchtplaats tegen rondtrekkende bendes en rovers 
  • bij onraad trokken boeren met vee en voorraden voedsel zich terug in de vluchtburg 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

versterkte boerderij
  • versterkt huis omgeven door palissade en gracht gebouwd door rijke boer
  • bij aanval: boeren uit de buurt vluchten naar rijke buurman

---------------------------------------------------
  • versterkt huis op een heuvel 
  •  gracht, aarden wal, palen en donjon (=woontoren)
  • apart terrein voor woningen van bedienden en soldaten; ook omgeven door wal met gracht 

Slide 22 - Slide

kastelen




  • hoofdburcht 
  • voorburcht 
  • binnen- en buitenhof 

Slide 23 - Slide

Ruige ridders & kille kastelen
  • voorbeelden in de basisschool

onderbouw
middenbouw
bovenbouw

Slide 24 - Slide

lesideeën

Slide 25 - Mind map

en... hoe zat het dan met de monniken

Slide 26 - Slide

Kerstening
De germanen werden heidenen genoemd omdat ze nog niet in de christelijke god geloofden De bekering tot het christendom wordt ook wel kerstening genoemd.

Willibrord en Bonifatius waren twee Engelse missionarissen die probeerden de Friezen tot het Christendom te bekeren. Aanvankelijk zaten de FRiezen daar helemaal niet op te wachten.

Slide 27 - Slide

Vermenging van culturen

  • De Germaanse cultuur mengt met de christelijke cultuur
  • Oude Germaanse feesten veranderen in christelijke feesten

Slide 28 - Slide

Wat zie je hier? 

Slide 29 - Slide

... en hier?

Slide 30 - Slide

... en hier?

Slide 31 - Slide

Steden ontstaan
  • Einde aan de aanvallen van Vikingen in West-Europa: meer veiligheid
  • Verbeteringen in de landbouw leveren grotere oogsten op.
  • Overschotten worden verkocht of geruild op markten. 
  • Deze plekken liggen op een gunstige plek: kruispunten van wegen en/of rivieren (vervoer), meestal in de buurt van een kasteel of klooster (veilig).
  • Langzaam ontstaan hieruit nederzettingen, die uitgroeien tot steden. 

Slide 32 - Slide

Als steeds meer mensen bij elkaar in een nederzetting gaan wonen. Wat zijn dan de gevolgen?

Slide 33 - Open question

Steeds meer handel

  • Van zelfvoorzienend naar specialisatie (verschillende beroepen ontstaan).
  • Geld verving al snel de ruilhandel.
  • Toename van handel. 
  • Kooplieden gingen over grotere afstanden handel voeren.
  • Kooplieden nemen andere producten (bijv. wijn of zijde) mee.
  • Opslaan en doorverkopen.

Slide 34 - Slide

Welke tijdvakken tot nu toe? 

Slide 35 - Slide

Hoe grip krijgen op verleden?
  • structuur aanbrengen in 'chaotisch' verleden
  • gebruik maken van periodiseringen: indelen tijd
  • focus: regionale-, nationale-, Europese-, wereldgeschiedenis
  • kantelpunten/keerpunten aanwijzen in geschiedenis, bijv. agrarische revolutie, ontstaan wereldgodsdiensten, wetenschappelijke revolutie, de verlichting, de eerste rgrondwet, de Berlijnse Muur 

Slide 36 - Slide

Hoe zat het ook alweer met de Middeleeuwen?
  • De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Nieuwe Tijd.

  • Het ligt in het midden van die twee perioden: tussenperiode

  • Ongeveer tussen 500 en 1500

  • Vroege Middeleeuwen: 500-1000
  • Late Middeleeuwen: 1000-1500

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

-50
500
1000
1500
timer
2:00

Slide 41 - Drag question

1. Tijd van jagers en boeren:
Verklaar het icoontje van dit tijd

Slide 42 - Open question

2. Tijd van Grieken en Romeinen:
Verklaar het icoontje van dit tijd

Slide 43 - Open question

3. Tijd van monniken en ridders:
Verklaar het icoontje van dit tijd

Slide 44 - Open question

4. Tijd van steden en staten:
Verklaar het icoontje van dit tijd

Slide 45 - Open question

Sleep de canonvensters naar het juiste tijdvak rechts van de tijdbalk
timer
1:00

Slide 46 - Drag question

Wat deugt er niet aan deze tijdbalk?
A
de tijdvakicoontjes
B
de jaartallen
C
de schaal
D
de traditionele periodisering

Slide 47 - Quiz

Op de tijdbalk van de vorige vraag begint de tijd van van Grieken en Romeinen -3000 voor Chr. Bij andere tijdbalken (in het basisonderwijs) is dat vaak -50 voor Chr.
Vanwaar dit verschil?

Slide 48 - Open question

Leg uit waarom het erg belangrijk is dat leerkrachten alleen tijdbalken inzetten die op schaal zijn gemaakt?

Slide 49 - Open question

Beeldvormingschema

A: De werkelijkheid 
1. de schoolomgeving (dorp en stad, landschap, monument, straatmeubilair)
2. voorwerpen (museum)

B: Afbeeldingen
1. schilderij, prent, tekening, foto, ansichtkaart en karikatuur
2. dia, film, video/dvd, televisie/schooltelevisie, cd(-rom)
3. wandplaat, poster en bordtekening
4. prentenboek en strip
5. model en maquette
6. kaart (wandplaat en atlas)

C: Het gesproken woord
1. het verhaal: vertellen en voorlezen
2. de feiten: uitleggen, bespreken, verklaren en het gesprek
3. de gastspreker


4. het interview
5. historisch en hedendaags geluid (radio)

D: Het geschreven/gedrukte woord
1. verhalende teksten
2. informatieve teksten
3. schema's, tabellen en grafieken
4. informatieve bronnen (archief)

E: Doen
1. leven als...
2. spelen als...
3. spelen met...
4. schrijven, spreken, dichten en zingen
5. tekenen, bouwen, experimenteren
6. muurkrant en tentoonstelling
7. herdenken en vieren

Slide 50 - Slide

Terugblik op vakatelier
  • opbouw van atelier? opening? kern? afsluiting? 
  • welke canonvensters? 
  • beeldvorming? beeldvormers? 
  • didactische werkvormen? 
  • betrokken? waarom wel / niet? 
  • rol docent? 
  • attitude van studenten? 
  • volgende atelier.. verwachtingen? 

Slide 51 - Slide