Parlementaire democratie laatste les

Parlementaire democratie laatste les
1 / 41
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Parlementaire democratie laatste les

Slide 1 - Slide

Waarde
Belang
Dilemma
keus tussen zaken die niet samen kunnen gaan
Ideaal, belangrijk om na te streven
Voordeel
Studie-financiering
Gelijkheid
Inspraak ~ daadkracht

Slide 2 - Drag question

ASWB schema:
waar staat het voor?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Kenmerken
maatschappelijk probleem

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Slide

Hoe denkt links over
talent en succes?

Slide 7 - Mind map

Hoe denkt rechts over
talent en succes?

Slide 8 - Mind map

Slide 9 - Slide

I. Activistische actoren vinden geweld geen probleem
II. Extremistische actoren willen via ondemocratische weg invloed
A
I en II zijn juist
B
I is juist, II is onjuist
C
I is onjuist, II is juist
D
I en II zijn onjuist

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

I. Anarchisme is tegen economische ongelijkheid
II. Communisme is tegen ongelijke verdeling van macht
A
I en II zijn juist
B
I is juist, II is onjuist
C
I is onjuist, II is juist
D
I en II zijn onjuist

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Welke partijen horen echt bij de sociaaldemocraten

Slide 14 - Mind map

Slide 15 - Slide

Welke partij hoort
echt bij de liberalen?

Slide 16 - Mind map

Slide 17 - Slide

De belangrijkste waarden van de christendemocraten zijn
A
Gelijkheid en naastenliefde
B
naastenliefde en rentmeesterschap
C
Rentmeesterschap en vrijheid
D
Gelijkheid en rentmeesterschap

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

I. Het machtsdilemma gaat over daadkracht ~ efficiëntie
II. Links wil meer daadkracht
A
I en II zijn juist
B
I is juist, II is onjuist
C
I is onjuist, II is juist
D
I en II zijn onjuist

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Wat is de coalitie?

Slide 23 - Mind map

Slide 24 - Slide

Tot welke macht behoort het parlement?
A
Wetgevende
B
Wetgevende en uitvoerende
C
Dagelijks bestuur
D
Rechterlijke macht

Slide 25 - Quiz

Tot welke macht behoort de regering?
A
Wetgevende macht
B
Uitvoerende macht
C
Dagelijks bestuur
D
Rechterlijke macht

Slide 26 - Quiz

In het kabinet zitten
A
de Eerste en Tweede Kamerleden
B
ministers en staatssecretarissen
C
ministers en de koning
D
minister president en ministers

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Met het motierecht kun je
A
een wetsvoorstel indienen
B
om een beleidsmaatregel vragen
C
een spoeddebat aanvragen
D
een wetsvoorstel wijzigen

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide

De Provinciale Staten zijn op landelijk niveau vergelijkbaar met
A
het kabinet
B
de regering
C
de Eerste Kamer
D
de Tweede Kamer

Slide 31 - Quiz

I. De wethouders zijn het dagelijks bestuur van de Provincie
II. De Gedeputeerde Staten zijn vergelijkbaar met ministers
A
I en II zijn juist
B
I is juist, II is onjuist
C
I is onjuist, II is juist
D
I en II zijn onjuist

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

Wat zijn de 3 oorzaken van het dalend vertrouwen in de politiek?

Slide 34 - Mind map

Slide 35 - Slide

Wat zijn oplossingen voor het lage vertrouwen in de politiek?

Slide 36 - Mind map

Slide 37 - Slide

I. In een parlementaire democratie is de regering de hoogste macht
II. In een presidentieel stelsel is geen coalitie nodig
A
I en II zijn juist
B
I is juist, II is onjuist
C
I is onjuist, II is juist
D
I en II zijn onjuist

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Slide

I. Bij evenredige vertegenwoordiging is er een zwakke band met de gekozene.
II. Bij een districtenstelsel is de regeringsvorming makkelijk
A
I en II zijn juist
B
I is juist, II is onjuist
C
I is onjuist, II is juist
D
I en II zijn onjuist

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Slide