Vroeger ....... (daten) mijn oom alleen vrouwen met blond haar.
A
datete
B
datte
C
date
D
datten
Slide 30 - Quiz
De plek waar de helikopter straks ......(landen), is .......(markeren) met de letter H.
A
landt, gemarkeert
B
landde, markeren
C
landt, gemarkeerd
D
land, gemarkeert
Slide 31 - Quiz
Blok 3
Doelen:
- je kan het meervoud van een zelfstandig naamwoord vormen
- je weet wanneer je een -n achter woorden schrijft als alle(n), beide(n), sommige(n)
Slide 32 - Slide
3.9 Meervouden van znw
Meestal schrijf je de meervouden zoals je ze uitspreekt. In het boek staan 8 regels over bijzondere meervoudsvormen. Zo hebben sommige woorden twee meervoudsvormen (keuzes, keuzen).
Slide 33 - Slide
3.9 Meervouden van znw
Belangrijke regels:
- bij woorden op -ee of -ie krijgt het meervoud een trema als de klemtoon op de laatste lettergreep valt (idee, bacterie)
- bij woorden die eindigen op een klinker, schrijf je een apostrof als je het verkeerd uit gaat spreken (oma, radio)
Slide 34 - Slide
3.9 Meervouden van znw
Vervolg belangrijke regels:
- bij woorden die eindigen op een onbeklemtoonde
-el, -es, -et, -ik of -it krijg je GEEN dubbele medeklinker (dreumes, havik)
Slide 35 - Slide
3.10 Meervouds-n
Woorden als beide(n), sommige(n), enkele(n) en vele(n) schrijf je meestal zonder -n.
1. Staat er een znw achter? ja? zonder -n
nee?
2. Heeft het woord betrekking op meerdere personen? ja? schrijf wel -n
nee? schrijf geen -n
Slide 36 - Slide
Ondanks onze slechte start kwamen wij als ........... over de finish.
A
eerste
B
eersten
Slide 37 - Quiz
Hamerhaaien zijn bedreigd, maar de ............ worden steeds beter beschermd.
A
laatste
B
laatsten
Slide 38 - Quiz
Blok 4
Doelen:
- je weet welke tussenletter je gebruikt in samenstellingen
- je weet wat een samentrekking is
- je weet hoe je het weglatingsstreepje gebruikt
- je kan de apostrof gebruiken
Slide 39 - Slide
4.10 Tussenletters
Samenstelling= een woord dat bestaat uit twee of meer andere woorden.
bijv. fruitschaal
Soms moet je hierbij één of twee tussenletters schrijven.
Slide 40 - Slide
4.10 Tussenletters -(e)n
Als eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat ALLEEN een meervoud heeft op -n of -en.
Bijvoorbeeld: ballenjongen, rozenstruik
Slide 41 - Slide
4.10 Geen tussenletter
Je schrijft geen -n als:
- eerste deel geen meervoud heeft (tarwebrood)
- eerste deel alleen mv op -s (horlogebandje)
- eerste deel mv op -s en -e (secondewijzer)
- eerste deel een ww of versterkend (apetrots, kwijlebal)
- eerste deel uniek persoon of zaak (zonnebank, Koningsdag)
Slide 42 - Slide
4.10 Tussenletter -s
Je schrijft een tussenletters -s, als je die klank hoort.
Bijvoorbeeld: reddingsboot, dorpsstraat
Slide 43 - Slide
4.11 Samentrekking
Als een deel van een samenstelling twee keer voorkomt, kun je dit deel weglaten. Dat heet een samentrekking. Je gebruikt dan een weglatingsstreepje.
land- en tuinbouw
fietsverkoop en -verhuur
Slide 44 - Slide
4.12 Apostrof
Dit gebruik je om uitspraakproblemen te voorkomen. Bijvoorbeeld:
radio's
baby's
mp3's
oma's breiwerk
't regent
Slide 45 - Slide
Spinneweb Goed of fout?
A
goed
B
fout
Slide 46 - Quiz
zonnecel Goed of fout?
A
goed
B
fout
Slide 47 - Quiz
Leo's baard Goed of fout?
A
goed
B
fout
Slide 48 - Quiz
cafés Goed of fout?
A
goed
B
fout
Slide 49 - Quiz
Blok 5
Doelen:
- je kan met leestekens de directe rede aangeven
- je weet wanneer je een komma moet gebruiken
Slide 50 - Slide
5.7 Directe rede
In de directe rede schrijf je woord voor woord op wat iemand zegt. (citaat). Je noteert dit tussen aanhalingstekens.
Mevrouw Korver zei: "Komende zomer ga ik naar Italië."
"Denk aan je sleutel", zei Michel.
Slide 51 - Slide
5.8 Komma
Met een komma maak je een zin overzichtelijker (= pauze).
- tussen twee werkwoorden
- tussen twee bijv.naamwoorden
- bij een opsomming (niet voor 'en' en 'of')
- voor signaalwoorden/voegwoorden
Slide 52 - Slide
Blok 6: verwarwoorden
Homofonen = je spreekt woorden hetzelfde uit, maar je spelt ze anders en ze hebben een andere betekenis.
Bijvoorbeeld: wij - wei, lijden - leiden, eis - ijs.