,

2BK - Meer dan Lezen - Herhaling §1-4 + §5 hoofd- en bijzaken

- Pak je materiaal voor: Nederlands boek + schrift
Paragraaf 1 t/m 4
Herhaling 
Paragraaf 5
Hoofd- en bijzaken

Voordat we beginnen:
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

- Pak je materiaal voor: Nederlands boek + schrift
Paragraaf 1 t/m 4
Herhaling 
Paragraaf 5
Hoofd- en bijzaken

Voordat we beginnen:

Slide 1 - Slide

Startopdracht
1. Wat is dropshipping in je eigen woorden?
2. Noem twee voordelen en één nadeel van dropshipping.
3. Samira denkt goed na omdat ze het risico niet wil nemen. Wat betekent ‘risico’?
4. Wat zou jij verkopen als je een webshop mocht starten?


Basis
Kader
1. Wat is het verschil tussen ‘importeren’ en ‘exporteren’?
2. Waarom is ‘kwaliteit’ belangrijk bij internationale handel?
3. Wat voor product voert Nederland uit naar andere landen? 
4. Stel je voor: je begint een eigen bedrijf. Wat zou je maken of verkopen? En zou je ook internationaal willen werken?

Lees de tekst in het kruisje en beantwoord de vragen in je schrift. 
A.
Samira wil graag ondernemer worden. Ze kijkt veel filmpjes over dropshipping. Bij dropshipping verkoop je spullen via internet, maar je hebt geen eigen voorraad. Je maakt een webshop aan en kiest een leverancier. Die levert het product rechtstreeks naar de klant. Samira hoeft dus niets op te sturen. Dat klinkt makkelijk, maar er is ook een risico. Soms duurt de levertijd lang en dan wordt de klant boos.
timer
8:00
B
Nederland is een echt handelsland. We importeren grondstoffen zoals cacao en soja, en we produceren zelf ook veel. Die producten exporteren we naar andere landen. Dat heet internationaal handel drijven. Nederland doet dat al eeuwen. Denk aan bloemen, kaas en machines.

Slide 2 - Slide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 1 - Meer dan lezen
1. Lesdoelen
2. Wat ga je de komende periode leren?
3. Herhaling periode 1
4. Uitleg hoofd- en bijzaken
5. Opdrachten maken
6. Afronden

Slide 3 - Slide

  • Je kunt achter de betekenis van moeilijke woorden in een tekst komen
  • Je kunt alinea's en kernzinnen herkennen
  • Je kunt tekstverbanden herkennen in een tekst d.m.v. signaalwoorden
Lesdoelen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Alinea's en kernzinnen
Teksten zijn dus verdeeld in alinea's. Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die bij elkaar horen, omdat ze over hetzelfde gaan.

De belangrijkste informatie uit een alinea staat in de kernzin. Dat is meestal de eerste zin en soms de laatste. In de rest van de alinea staat dan vaak meer informatie of voorbeelden.

Slide 6 - Slide

Voorbeeld
Er zijn in Nederland verschillende nieuwsmedia voor jongeren. Iedereen kent het NOS Jeugdjournaal, dat al ruim 35 jaar goed en slecht nieuws in de huiskamer brengt voor kinderen tussen grofweg 9 en 13 jaar oud. Daarnaast is er sinds 2003 het nieuwsweekblad Kidsweek, voor 7- tot 12-jarigen. In 2009 kwam daar 7Days bij (12-18 jaar).

In de zinnen na de kernzin worden voorbeelden genoemd.

Slide 7 - Slide

Verbanden
tussen zinnen
  • Een duidelijke tekst bestaat uit zinnen die met elkaar verbonden zijn. Je kunt tekstverbanden herkennen door middel van signaalwoorden

Slide 8 - Slide

Verbanden
tussen zinnen
Verband
Signaalwoorden
Opsomming
ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, verder, ten slotte, en
Tijdsvolgorde
vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, ten slotte, nadat, terwijl, dadelijk, intussen
Voorbeeld
bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou

Slide 9 - Slide

De belangrijkste informatie in een tekst noemen we de hoofdzaken. Wat minder belangrijk is, zoals een toelichting (voorbeeld) of een vergelijking, zijn de bijzaken.

De hoofdzaken van een tekst vind je vaak op voorkeursplaatsen
, zoals de inleiding en het slot van een tekst en het begin of het einde van een alinea.
Hoofd- en bijzaken

Slide 10 - Slide

Hoofdzaken
Hoe en waar vind je de hoofdzaken?
  • Vaak in de eerste, de tweede en/of de laatste zin van een alinea.
  • Daartussen staan vaak voorbeelden, toelichtingen of een verdere uitleg, dat zijn bijzaken.

    Denk aan de hamburger... 

    Stel jezelf de volgende vragen:
  1. Heb ik deze zin nodig om de tekst/de alinea goed te begrijpen?
  2. Wat zegt deze zin over het (deel)onderwerp?

Let op: sommige alinea's bevatten geen hoofdzaken.
Hoofdzaken (structuur)
Hoofdzaken (structuur)
Bijzaken (vulling)

Slide 11 - Slide

Klassikaal 
opdr. 1 maken
(blz. 30-31)

Slide 12 - Slide

opdracht 1
basis
1. Hoe zie je snel
wat het onderwerp van de 
e-mail is?

2. Welke zin in de inleiding
geeft aan waarover de 
tekst gaat? 

  3. Onderstreep in elke alinea
de kernzin.

Slide 13 - Slide

opdracht 1
basis

4. Aan welk signaalwoord
in de tweede alinea kun je 
zien dat er een uitleg volgt?

5. Aan welk signaalwoord
in de derde alinea kun je
zien dat er een voorbeeld
volgt?

Slide 14 - Slide

opdracht 1
basis

  6.
       Welke belangrijke 
            informatie (hoofdzaken) zou jij
        aan iemand vertellen
        die misschien zijn naam wil
    wijzigen? Noteer in
   steekwoorden

Slide 15 - Slide

opdracht 1
kader
Lees tekst 1 oriënterend.

  • Welke tekstsoort is tekst 1?

  • Wat is het onderwerp? 

  • Hoeveel alinea’s heeft de tekst?

  • Wat is het belangrijkste doel van de tekst?  



Slide 16 - Slide

opdracht 1
kader
Lees tekst 1 precies

  • Welke zin in de inleiding geeft aan waarover de tekst gaat?

  • Onderstreep in elke alinea de kernzin.

  • Aan welk signaalwoord in de tweede alinea kun je zien dat er voorbeelden volgen?



Slide 17 - Slide

opdracht 1
kader
  • Aan welk signaalwoord in de derde alinea kun je zien dat er een uitleg volgt?

  • Wat zijn hoofdzaken? Noteer alle goede antwoorden.
    A Afspraken over werktijden
    B Je krijgt werkkleding om herkenbaar te
        zijn
    C Tien minuten eerder melden, vrijdag 
        12:30 - 17:00 uur
    D zoals een overall, T-shirts, pet met logo

Slide 18 - Slide

Zelfstandig werken
Wat:
BASIS: Maak opdracht 2 (blz. 31)
KADER: Maak de opdracht 2 & 3 (blz. 32-33)
Hoe:
Zelfstandig. Werk de antwoorden uit in je schrift.
Hulp:
Theorie uit je boek + de tekst
Tijd:
15 minuten.
Daarna kijken we het klassikaal na.
Klaar:
Verder werken aan Cursus Woordenschat: 
Kopen, internationaal, klimaat, schooltaalwoorden
ZELFSTANDIG WERKEN
timer
15:00

Slide 19 - Slide

  • Je kunt achter de betekenis van moeilijke woorden in een tekst komen
  • Je kunt alinea's en kernzinnen herkennen
  • Je kunt tekstverbanden herkennen in een tekst d.m.v. signaalwoorden
Lesdoelen

Slide 20 - Slide