Paragraaf 8.1/8.2: Zintuigen en de werking van het oog

Welkom!
Leg je spullen klaar:
  • Laptop 
  • Biologieboek
  • Schrift voor aantekeningen
  • Pen
  • Mobiel in de tas!

1 / 52
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg je spullen klaar:
  • Laptop 
  • Biologieboek
  • Schrift voor aantekeningen
  • Pen
  • Mobiel in de tas!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
1ste uur:

  • Uitleg paragraaf 8.1: Zintuigen
  • Zelfstandig werken

2de uur:
  • Uitleg paragraaf 8.2: Werking van het oog
  • Zelfstandig werken






Slide 2 - Slide

Thema 8 Waarneming en Gedrag
In de les: 
  • §8.1 Zintuigen
  • Onderdelen van het oog
  • Leren voor biologie

Huiswerk: 
Opdracht 2 en 8 van §8.1

Slide 3 - Slide

Prikkel vs. Impuls?

Slide 4 - Mind map

Inwendige en uitwendige prikkels?

Slide 5 - Mind map

Adequate prikkel?

Slide 6 - Mind map

Drempelwaarde?

Slide 7 - Mind map

Lesdoelen paragraaf 8.1
  • Ik kan de werking van zintuigen in relatie met het zenuwstelsel beschrijven. 
  • Ik kan de reactie van een zintuig op een adequate prikkel beschrijven. 
  • Ik kan de delen van het oog en hun functie beschrijven. 

zintuigen, chemische receptoren, mechanische receptoren, tastreceptoren, temperatuurreceptoren, lichtreceptoren, pijnreceptoren, drempelwaarde, impulsfrequentie, adequate prikkel, adaptatie

Slide 8 - Slide

Receptoren - adequate prikkel
  • Mechanische receptoren: druk, beweging, trillingen in de lucht
  • Themperatuurreceptoren: temperatuur (warmte en kou)
  • Chemische receptoren: moleculen
  • Lichtreceptoren: licht
  • Pijnreceptoren

Slide 9 - Slide

Welke 3 soorten zenuwcellen zijn er ook alweer?

Slide 10 - Mind map

Zintuigcellen
Zintuigcellen moeten een signaal doorgeven aan een sensorisch neuron

Zintuigcellen zetten een prikkel om in een impuls

Slide 11 - Slide

Prikkels
druk
temperatuur
moleculen
licht (golflengte)

Slide 12 - Slide

Chemische receptoren

Binding van moleculen
aan receptor zorgt voor vrijkomen secundaire boodschapper, die zorgt
voor openen Na+ poorten

Slide 13 - Slide

Impuls
Impulsen zijn elektrische signalen: ladingsverschil.

Binnenkant cel tov buitenkant is -70mV (rustpotentiaal).

Slide 14 - Slide

Welke 5 stadia kent de actiepotentiaal en hoe loopt bij elke stap de ionen stroom? Welke poorten zijn open en welke dicht? (BINAS)

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Mechanische receptoren

Na+ poorten openen door druk, beweging of trillingen in de lucht 

Bijv: gehoorzintuig en spierspoeltje

Slide 17 - Slide

Pijnreceptoren
Geen zintuigcellen, maar zenuwuiteinden die reageren op prikkels die schade kunnen geven, zoals te hoge temperatuur, te hoge druk, hoge concentratie chemicaliën. 

Prikkeldrempel ligt veel hoger dan bij zintuigcellen. 
Geven informatie door aan pijncentra in hersenen.

Slide 18 - Slide

Adaptatie
Door een langdurige constante prikkel kan de prikkeldrempel  van een receptorcel omhooggaan. 
De receptorcel reageert dan minder op de adequate prikkel. 

Dit heet gewenning of adaptatie. 
De snelheid waarmee adaptatie optreedt verschilt per type receptorcel (tast snel, druk of pijn nauwelijks). 

Slide 19 - Slide

prikkelsterkte
De actiepotentiaal is altijd even sterk. 

Sterkere prikkel =
meer neurotransmitter =
hogere frequentie van actiepotentialen.

Slide 20 - Slide

Thema 6 regeling en waarnemen
Paragraaf 4

Slide 21 - Slide

Lesdoelen paragraaf 8.1
  • Ik kan de werking van zintuigen in relatie met het zenuwstelsel beschrijven. 
  • Ik kan de reactie van een zintuig op een adequate prikkel beschrijven. 
  • Ik kan de delen van het oog en hun functie beschrijven. 

zintuigen, chemische receptoren, mechanische receptoren, tastreceptoren, temperatuurreceptoren, lichtreceptoren, pijnreceptoren, drempelwaarde, impulsfrequentie, adequate prikkel, adaptatie

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

De lens

Slide 24 - Slide

Netvlies
Plaats waar de lichtgevoelige 
zintuigcellen zitten, aan de achterkant van je oogbol.


Slide 25 - Slide

Netvlies
Je netvlies is bedekt met zintuigcellen:
kegeltjes en staafjes.


Slide 26 - Slide

Gele vlek:
Op het netvlies precies 
achter de iris (optische as)
zit de gele vlek.

De gele vlek bevat vooral
kegeltjes.

Door de grote dichtheid kun je met dit deel van het netvlies heel scherp zien (150.000 per mm3). 

Slide 27 - Slide

Blinde vlek:
Op de plek waar de oogzenuw en de 
bloedvaten het oog 
binnenkomen en uitgaan
zitten geen zintuigcellen. 

Hier kun je dus geen licht
opvangen.

Slide 28 - Slide

Blinde vlek:
Doordat de blinde vlek
voor beide ogen op een 
andere plek van het 
gezichtsveld zit zie je
toch alles.

Zit op de horizontale as van de gele vlek dichter naar de neus.

Slide 29 - Slide

Aan de slag!

Paragraaf 8.1: Opdrachten 1 t/m 10

Extra oefenen: Biologiepagina. nl

Opdrachten niet af = huiswerk














Slide 30 - Slide

Lesdoelen paragraaf 8.2
  • Je kunt de beeldvorming door de ooglenzen uitleggen. 
  • Je kunt uitleggen hoe de pupilreflex werkt.
  • Je kunt de bouw en werking van het netvlies uitleggen. 
  • Je kunt uitleggen hoe je diepte kunt zien.

lenswerking, positieve lenzen, negatieve lenzen, convergeren, accommodatie, lensbandjes, straalvormig lichaam, bijziend, verziend, pupilreflex, kringspier, straalsgewijs lopende spieren 

Slide 31 - Slide

Beeldvorming op het netvlies

Slide 32 - Slide

Pupilreflex

Slide 33 - Slide

Accommoderen 
Beeld moet op netvlies vallen.

PLATTE / NEGATIEVE LENS
weinig convergerend
→ lichtstralen naar elkaar toe

BOLLE / POSITIEVE LENS
veel convergerend
beeld veraf
beeld dichtbij

Slide 34 - Slide

Accomoderen

Slide 35 - Slide

Wat als de lens niet goed kan accommoderen?

Slide 36 - Slide

Lens - verziend
 Je hebt een bolle lens/ + brillenglas nodig.
Verziend: beeld scherp áchter je netvlies.
Je kunt dichtbij niet scherp zien, je lens is niet bol genoeg/ je oog is te kort.

Slide 37 - Slide

Lens - bijziend
 Je hebt een holle lens/ - brillenglas nodig.
Bijziend: beeld scherp vóó'r je netvlies.
Je kunt veraf niet scherp zien, je lens is niet plat genoeg/ je oog is te lang.

Slide 38 - Slide

Lens - oudziend
Oudziend: de lens is niet flexibel genoeg meer en wordt niet bol genoeg meer om goed dichtbij de zien. 
Iemand die bijziend is kan dus op latere leeftijd tóch een leesbril nodig hebben.

Slide 39 - Slide

Lesdoelen paragraaf 8.2
  • Je kunt de beeldvorming door de ooglenzen uitleggen. 
  • Je kunt uitleggen hoe de pupilreflex werkt.
  • Je kunt de bouw en werking van het netvlies uitleggen. 
  • Je kunt uitleggen hoe je diepte kunt zien.

lichtreceptoren, kegeltjes, staafjes, optisch chiasma, stereoscopie

Slide 40 - Slide

Netvlies
Je netvlies is bedekt met zintuigcellen:
kegeltjes en staafjes.


Slide 41 - Slide

Staafjes                            Kegeltjes

Lichtgevoeligheid hoog

Zwart/ wit

Meerdere staafjes per zenuwcel (wazig beeld)

Buiten gele vlek

Geven neurotransmitter af als er GEEN licht op valt


Lichtgevoeligheid laag

Kleuren (groen, blauw, rood)

Eén zenuwcel per kegeltje (scherp beeld)

Vooral in gele vlek

Geven neurotransmitter af als er licht op valt


Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Kleuren-
blindheid

Slide 45 - Slide

Diepte zien
In het chiasma opticum kruisen
de oogzenuwen elkaar
gedeeltelijk. Hierdoor vallen de
beelden van het rechterdeel van
het gezichtsveld van beide ogen
samen aan de linkerkant
van je brein (en andersom).

Slide 46 - Slide

Diepte zien

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Video

Myopie
Bij veel dichtbij kijken wordt de oogbol steeds langwerpiger 

Hierdoor kan zo veel spanning op de oogbol ontstaan dat het netvlies scheurt waardoor de zintuigcellen afsterven en iemand slechtziend wordt

Slide 49 - Slide

Aan de slag!

Paragraaf 8.2: Opdrachten 13 t/m 25

Extra oefenen: Biologiepagina. nl

Opdrachten niet af = huiswerk














Slide 50 - Slide

Nabespreking:

  • Zijn er nog vragen?

  • Hoe vonden jullie de les?




Slide 51 - Slide

Tot slot:
Schuif je stoel aan
en
Ruim je afval op


Tot de volgende les!

Slide 52 - Slide