Passé Composé met Avoir klas 1

Le passé composé
Chapitre 5:
Le passé composé
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Le passé composé
Chapitre 5:
Le passé composé

Slide 1 - Slide

Voltooide tijd =

Passé Composé




Ik heb gedanst = J'ai dansé

Slide 2 - Slide

Noem een zin dat in de passé composé staat (Nederlands!)

Slide 3 - Mind map

Passé composé bestaat uit:
Nederlands: hebben + voltooid deelwoord
ik heb een appel gegeten
Frans: avoir + voltooid deelwoord
j'ai mangé une pomme

Slide 4 - Slide

De vorm:

Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord op -ER, eindigt altijd op " É "

 J'ai parlé (parler = praten)               = Ik heb gepraat 
 On a chanté (chanter = zingen)    = We hebben gezongen                                 

Slide 5 - Slide

Attention!!
Passé composé bestaat ALTIJD uit een hulpwerkwoord ÈN een voltooid deelwoord!!! 

De plaats: Houd altijd het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord bij elkaar!
Bijvoorbeeld: Ik heb een hamburger gegeten = J'ai mangé un hamburger.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Geef de juiste vorm van AVOIR:
Nous…...
A
sommes
B
avons
C
ai
D
ont

Slide 8 - Quiz

Vul weer de juiste vorm van AVOIR in:
Vanessa ...….
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 9 - Quiz

Je hebt dus het rijtje van AVOIR weer nodig! Geef z.s.m. het rijtje van AVOIR weer.

Slide 10 - Open question

Samenvatting:
Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord
vorm van AVOIR + voltooid deelwoord (é)

Nous avons joué ensemble.
Wij hebben samen gespeeld.

Slide 11 - Slide




Kortom:
 
- Leer eerst het rijtje van avoir nog eens.
- Vervolgens moet je goed onthouden dat er altijd een voltooid deelwoord achteraan komt: dansé, chanté, parlé, commencé etc...

Slide 12 - Slide

Regardez bien!!!

Slide 13 - Slide


Le chien a mangé une glace.
A
De hond eet een ijsje.
B
De hond at een ijsje.
C
De hond heeft een ijsje gegeten.
D
De hond had een hoed op.

Slide 14 - Quiz

Hij heeft gepraat
A
Il a parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Nous avons parlé

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

De hond heeft gedanst
A
Le chien a danse
B
Le chien ont dansé
C
Le chien dansé
D
Le chien a dansé

Slide 17 - Quiz

Vertaal:
elles ont dansé

Slide 18 - Open question

Vertaal:
u heeft gewoond (habiter)

Slide 19 - Open question

Je (habiter)

Slide 20 - Open question

tu (commencer)

Slide 21 - Open question

nous (danser)

Slide 22 - Open question

vous (marcher)

Slide 23 - Open question

Vertaal:
jij hebt gegeten (manger)

Slide 24 - Open question

Hoe maak je de passé composé?

Slide 25 - Open question

Geef aan of je zelfstandig verder kunt werken of dat je nog hulp nodig denkt te hebben. Vul in : ZELF of HULP

Slide 26 - Open question