Thema 7_herhaling

Thema 7  - herhaling
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 6

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 7  - herhaling

Slide 1 - Slide


Thema 7 week 1 les 2

Slide 2 - Slide

Zet de persoonvorm in de verleden tijd.
  1. De Argo wacht op zee, de bemanning bereidt zich voor op een groot gevaar.
  2. De weg voert tussen rotsen die steeds met een klap tegen elkaar botsen.
  3. Jason stuurt een snelle duif vooruit: de rotsen verwonden de duif aan zijn staartveren.
  4. Zo schat Jason de snelheid in.
  5. De Argo wendt de steven en ze haasten zich tussen de moordende rotsen door.
  6. De Argo kreunt, maar de rotsen raken alleen de boegspriet.

Slide 3 - Slide


Thema 7 week 1 les 4

Slide 4 - Slide

Maak van het werkwoord een zelfstandig naamwoord:
  1. varen
  2. kijken
  3. schreeuwen
  4. toeteren

Slide 5 - Slide


Thema 7 week 2 les 7

Slide 6 - Slide

Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden?
  1. Hij leest ons een paar gedichten voor.
  2. Ze zijn door hem geschreven.
  3. Ik snap niet alle woorden die hij zegt.
  4. Maar ze treffen mij al kleine pijlen.
  5. Graag geef ik jou zijn boek cadeau.
  6. Het heeft als titel ´Hou van mij´. 

Slide 7 - Slide


Thema 7 week 1 les 9

Slide 8 - Slide

Verdeel het woord juist in lettergrepen:
takken
A
ta -kken
B
tak -ken
C
t -akken
D
takke - n

Slide 9 - Quiz

Verdeel het woord juist in lettergrepen:
tekent
A
te -kent
B
tek - ent

Slide 10 - Quiz

Verdeel het woord juist in lettergrepen:
ontroerend
A
ont-roerend
B
ont-roere-nd
C
Ont-roe-rend
D
Ont -roer -end

Slide 11 - Quiz

Verdeel het woord juist in lettergrepen:
poging
A
po - ging
B
pog-ing

Slide 12 - Quiz