This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Planning
Paragraaf 3.1 IJs, water en waterdamp
Opgaven maken
Opgaven nakijken
Slide 1 - Slide
Leerdoelen 3.1 ijs, water, waterdamp
Je kunt de drie fasen benoemen.
Je kunt de drie fasen van water herkennen in de praktijk.
Je kunt uitleggen waarom ijs en andere vaste stoffen een kenmerkende kristalstructuur hebben.
Je kunt verschillende soorten neerslag beschrijven.
Slide 2 - Slide
Water
Water komt in de natuur voor:
Als vaste stof: ijs
Als vloeistof: (vloeibaar) water
Als gas: waterdamp
Slide 3 - Slide
Fasen
De fasen van stoffen:
Vaste stof
Vloeistof
Gas
Slide 4 - Slide
Welke fase heeft de stof hiernaast?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Nat
Slide 5 - Quiz
Welke fase heeft de stof hiernaast?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Hard
Slide 6 - Quiz
Wat is precies gasfase?
Slide 7 - Slide
Welke fase heeft de stof bij letter A?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Doorzichtig
Slide 8 - Quiz
Welke fase heeft de stof bij letter B?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Doorzichtig
Slide 9 - Quiz
Vloeibaar
Vast
Gas
Slide 10 - Drag question
Kristalstructuur
Slide 11 - Slide
Soorten neerslag
Regen, sneeuw en hagel
Dauw: kleine waterdruppeltjes. BV: ochtends grassprieten/bladeren nat van dauw
Rijp: enorm aantal kleine ijskristallen. BV: Rijp kan boomtakken en grassprieten prachtig wit maken.
IJzel: koude regen die bevriest wanneer hij de bevroren grond aanraakt. BV: IJslaagje kan ontstaan, is altijd doorzichtig. Kan straten spiegelglad maken.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Welk soort neerslag zie je hier?
A
Dauw
B
Rijp
C
IJzel
D
Sneeuw
Slide 16 - Quiz
Welk soort neerslag zie je hier?
A
Hagel
B
Rijp
C
IJzel
D
Sneeuw
Slide 17 - Quiz
Welk soort neerslag zie je hier?
A
Dauw
B
Rijp
C
IJzel
D
Regen
Slide 18 - Quiz
Welk soort neerslag zie je hier?
A
Dauw
B
Rijp
C
IJzel
D
Sneeuw
Slide 19 - Quiz
Welk soort neerslag zie je hier?
A
Dauw
B
Rijp
C
IJzel
D
Sneeuw
Slide 20 - Quiz
Welk soort neerslag zie je hier?
A
Dauw
B
Rijp
C
IJzel
D
Regen
Slide 21 - Quiz
Maken 2 t/m 9 (vanaf blz 84)
Slide 22 - Slide
2
Dauw
Hagel
IJzel
Regen
Rijp
Sneeuw
Vloeibaar
Vast
Vast
Vloeibaar
Vast
Vast
Slide 23 - Slide
3
a) Gasvormige fase (je kunt het niet zien)
b) Vloeibare fase (je ziet kleine waterdruppeletjes)
c) A: A is waterdamp, en dus onzichtbaar
Slide 24 - Slide
4
Dan worden je haren/kleding nat
Slide 25 - Slide
5
a) Vloeibaar: De kleine ijspegels zijn ontstaan doordat het water dat langs de tak naar beneden is gedruppeld.
b) Vast: Veranderd niet meer van vorm
Slide 26 - Slide
6
IJzel is stevig en hard
Rijp is brokkelig
Slide 27 - Slide
7
IJzel is een harde en gladde laag ijs, waar schoenzolen weinig grip op hebben.
De spikes steken in de laag ijzel en zorgen voor grip, zodat je minder snel uitglijd.
Slide 28 - Slide
8
Nee
Ja
Bij B zie je dat de structuur regelmatig is, dus is het een kristalstructuur
Slide 29 - Slide
9
a) Hagel is vast geworden in de wolken/lucht. IJzel pas op de grond.
b) Beide vaste fase.
c) IJzel en hagel ontstaan beide als regendruppels bevriezen
d) IJzel valt als regen naar beneden en bevriest pas op een bevroren ondergrond. Hagel valt al bevroren naar beneden.