Via Vervolg Thema 1 spelling en Grammatica-woordsoorten

Via Vervolg thema 1
Spelling en grammatica
Woordsoorten
1 / 53
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

Via Vervolg thema 1
Spelling en grammatica
Woordsoorten

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat zijn woordsoorten?
Woordsoorten zijn eigenlijk een soort 'families'.  Elk woord in de Nederlandse taal kun je onderverdelen in zo'n familie.
Door woordsoorten te kennen kun je zinnen beter begrijpen. Het helpt je ook bij het leren van een andere taal.

Slide 3 - Slide

Welke woordsoorten ken je?

Slide 4 - Open question

De woordsoorten die jij moet kennen zijn...
Lidwoord (lw)
Werkwoord (ww)
Zelfstandig naamwoord (zn)
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
voorzetsels (vz)

Slide 5 - Slide

Welke lidwoorden ken je?

Slide 6 - Open question

De lidwoorden (lw) zijn:
de, het, een

Lidwoorden staan, of kun je in gedachten plaatsen, voor het zelfstandig naamwoord.

Slide 7 - Slide

OPDRACHT:
Sleep de woorden naar het juiste lidwoord
de
het
hond 
strandbal
konijn
land
plant
kasteel
grond
trap
boek
weerbericht
stok
water

Slide 8 - Drag question

Slide 9 - Link

Zelfstandig 
Naamwoord
Het zelfstandig naamwoord is een woord voor iets of iemand:

                Een mens
                Een dier
                Een ding

Slide 10 - Slide

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
  • stoel   -> DE stoel  of  EEN stoel
  • hond   -> DE hond of  EEN hond
  • haren  -> DE haren of  XXX  (EEN haren kan niet)
  • water  -> HET water of  XXX (EEN water kan niet)
  • raam   -> HET raam of  EEN raam
  • trui  -> DE trui of  EEN trui

Slide 11 - Slide

OPDRACHT: Schrijf 3 verschillende zelfstandige naamwoorden op met elk een ander lidwoord

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Video

Zelfstandig naamwoord (zn)
 Mensen, dieren, dingen of een abstract begrip (de liefde, het gevoel). We zeggen ook wel: zelfstandig naamwoorden zijn namen van mensen, dieren of dingen. Meestal staat bij een zelfstandig naamwoord een lidwoord of kun je er een lidwoord bij denken. Je kunt het verkleinen en in meervoud zetten.

Slide 14 - Slide

maken Studiemeter
  • ga naar studiemeter.nl 
  • log in met je gebruikersnaam en wachtwoord 
  • ga naar methodes 
  • klik op VIA STARTTAAL ONLINE 
  • klik op 1 F 
  • klik op grammatica 
  • klik op lidwoord / zelfstandig naamwoord 
  • maak de oefeningen 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Geef een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 17 - Open question

Een bijvoeglijk naamwoord is
een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord.
Het versierwoord.

Voorbeelden: mooi, lelijk, slecht, lief, sportief, knap, rood, snel.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Link

Het werkwoord
is een doe-woord
en de vervoegingen van hebben, worden en zijn;
je kunt het in een andere tijd zetten.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Dus:
Jan gaat te laat naar school.
Jan ging te laat naar school.
Of
Hij gaat, wij gaan, wij gingen, ...

Slide 23 - Slide

Voorzetsels:

Voorzetsels zijn vaak korte woordjes. Je kent ze misschien als 'kastwoorden' of 'feestwoorden'.

..... de kast (in, op, onder, achter, naast)

...... het feest (voor, na, tijdens)

Maar ook woorden zoals met of naar zijn voorzetsels.

Slide 24 - Slide

Welke voorzetsels ken je?

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Video

Voorzetsels
De Kooi/Kast woorden

Slide 27 - Slide

Leren met Quizlet
klik hier om naar oefenen van 
Quizlet te gaan.
Je gaat eerst 10 minuten leren en dan gaan we het live spelen.
timer
10:00

Slide 28 - Slide

Lesdoelen evalueren 

Slide 29 - Slide

De rode jas hangt nog aan de kapstok. Het bijvoeglijk naamwoord is:
A
jas
B
rode
C
kapstok
D
hangt

Slide 30 - Quiz

De rode jas hangt nog aan de kapstok.
Jas is een....
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Werkwoord
D
Lidwoord

Slide 31 - Quiz

Pieter gaat met het vliegtuig naar Amerika.
wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
Pieter
B
vliegtuig
C
met
D
Amerika

Slide 32 - Quiz

De jas die aan de kapstok hangt is rood.
Rood is een
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Werkwoord
D
Lidwoord

Slide 33 - Quiz

Afgelopen jaar ging ik naar Oostenrijk.
Afgelopen zegt iets over jaar en is een
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Werkwoord
D
Lidwoord

Slide 34 - Quiz


Het einde is nabij!
Het..... is een?
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Werkwoord

Slide 35 - Quiz

Boek: maak de opdrachten 

  • Lees eerst de theorie op blz 28 en 29.
  • Maak dan de Quiz op blz 30 en 31 in je Via Vervolg boek.



Slide 36 - Slide

QUIZZZZZ
  • Lees de quizvragen in stilte
  • Zet de letter van het juiste antwoord op je antwoordblaadje (zonder het door de klas te roepen)
  • Heb je de vragen allemaal goed dan vormen de letters een woord

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide

Samen vormen de letters een woord. Schrijf het woord op dat je ziet staan.

Slide 52 - Open question

Slide 53 - Video