2vwo Grammatica zinsdelen 6: zinsdeelzinnen

grammatica H4 en H5
Leer: blz. 118-121 en 148 t/m 151
Dit moet je kunnen:
- In een zin de hoofd- en bijzinnen benoemen
- aangeven of er sprake is van onderschikking of nevenschikking
- voegwoorden herkennen en aangeven of ze nevenschikkend of onderschikkend zijn
- werkwoorden benoemen in samengestelde zinnen (kww, hww, zww)
- aangeven of zinsgedeelten zinsdeelzinnen of zinsdelen zijn
- bijzinnen benoemen in ow-zin, lv-zin, mv-zin, bwb-zin
- hele zinnen kunnen ontleden, inclusief de bijzinnen (pv, ow, wg/ng, lv, mv, bwb)


1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

grammatica H4 en H5
Leer: blz. 118-121 en 148 t/m 151
Dit moet je kunnen:
- In een zin de hoofd- en bijzinnen benoemen
- aangeven of er sprake is van onderschikking of nevenschikking
- voegwoorden herkennen en aangeven of ze nevenschikkend of onderschikkend zijn
- werkwoorden benoemen in samengestelde zinnen (kww, hww, zww)
- aangeven of zinsgedeelten zinsdeelzinnen of zinsdelen zijn
- bijzinnen benoemen in ow-zin, lv-zin, mv-zin, bwb-zin
- hele zinnen kunnen ontleden, inclusief de bijzinnen (pv, ow, wg/ng, lv, mv, bwb)


Slide 1 - Slide

Hoewel de ozonlaag de meeste uv-straling absorbeert (1), zal (2) toch ook een deel ervan je lichaam bereiken (3) wanneer je in de zon zit (4), zodat je huid bruin wordt (5).

Slide 2 - Open question

Iedereen weet (1) dat je afvalt (2) zodra je minder gaat (3) eten (4), doch dat je ook de verwarming lager kunt (5) zetten (6), blijkt (7) bij velen niet bekend te zijn (8).

Slide 3 - Open question

Hoofd- en bijzinnen
Als een zin twee persoonsvormen heeft, is het een samengestelde zin. Deze samengestelde zin bestaat uit hoofdzinnen of hoofd- en bijzinnen.

Slide 4 - Slide

Samengevat
Hoofdzin:
Pv en ow naast elkaar
Pv staat vooraan

Bijzin:
Pv en ow niet naast elkaar
Pv staat achteraan.

Slide 5 - Slide

Toen de zomervakantie dichtbij kwam, werden sommige leerlingen minder gemotiveerd.
A
1x HZ
B
2x HZ
C
BZ + HZ
D
HZ + BZ

Slide 6 - Quiz

Daniël had zich opnieuw verslapen, omdat hij had zitten gamen tot laat in de avond.
A
1x HZ
B
2x HZ
C
BZ + HZ
D
HZ + BZ

Slide 7 - Quiz

Zinsdeelzinnen

Slide 8 - Slide

Zinsdeelzinnen
Als een samengestelde zin bestaat uit een hoofdzin (HZ) en een bijzin (BZ), is de bijzin een onderdeel (een zinsdeel) van de hoofdzin. Je zet dan strepen om de bijzin. Dit is één zinsdeel.

Een zinsdeel is een zinsdeelzin als er een persoonsvorm in staat.

Slide 9 - Slide

Opdracht 1
Geef van het deel dat tussen "aanhalingstekens" staat aan of het  een zinsdeel is of een zinsdeelzin. 

Slide 10 - Slide

"Wat Jan jou wijsmaakt", heeft hij zelf verzonnen.
A
zinsdeel
B
zinsdeelzin

Slide 11 - Quiz

"Het jongste meisje uit dit gezin" krijgt van haar broers veel aandacht.
A
zinsdeel
B
zinsdeelzin

Slide 12 - Quiz

Je moet meteen naar huis komen, "zodra de training voorbij is."
A
zinsdeel
B
zinsdeelzin

Slide 13 - Quiz

De zomers worden steeds warmer "door een toename van zonnestraling."
A
zinsdeel
B
zinsdeelzin

Slide 14 - Quiz

Dit artikel beschrijft "de ontwikkeling van duurzame energievoorziening".
A
zinsdeel
B
zinsdeelzin

Slide 15 - Quiz

Dit artikel beschrijft "hoe duurzame energievoorziening zich zal ontwikkeling".
A
zinsdeel
B
zinsdeelzin

Slide 16 - Quiz

functie bijzinnen
bijzinnen zijn een onderdeel van de hoofdzin en horen ook bij het ontleden van zinnen. Bijzinnen kunnen zijn:
  • onderwerpszin (ow-zin)
  • lijdendvoorwerpszin (lv-zin)
  • meewerkendvoorwerpszin (mv-zin)
  • bijwoordelijke bepalingszin (bwb-zin), 'bijwoordelijke bijzin'

Slide 17 - Slide

Hoe weet je welke functie een bijzin heeft?
Bepaal wat de hoofdzinnen en bijzinnen zijn. 
Zet de bijzinnen tussen haken --> dit is nu een zinsdeel
Vervang lange bijzinnen door één woord
Ontleed de zin zoals je normaal doet. 

Rond middernacht zal de NOS bekendmaken wat de uitslagen van de verkiezingen zijn.



Slide 18 - Slide

Opdracht 2
Geef van de delen tussen "aanhalingstekens" aan om wat voor zinsdeel of zinsdeelzin het gaat. 

Slide 19 - Slide

"Wat Jan jou wijsmaakt", heeft hij zelf verzonnen.
A
ow
B
lv
C
lv-zin
D
ow-zin

Slide 20 - Quiz

"Het jongste meisje uit dit gezin" krijgt van haar broers veel aandacht.
A
ow
B
mv
C
bwb-zin
D
ow-zin

Slide 21 - Quiz

Je moet meteen naar huis komen, "zodra de training voorbij is."
A
bwb-zin
B
lv
C
mv
D
mv-zin

Slide 22 - Quiz

De zomers worden steeds warmer "door een toename van zonnestraling."
A
ow-zin
B
mv-zin
C
lv
D
bwb-zin

Slide 23 - Quiz