Grammatica: onderwerp

Grammatica
Onderwerp
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatica
Onderwerp

Slide 1 - Slide

Wat is het onderwerp? 
Door de persoonsvorm in het enkelvoud of meervoud te veranderen, verandert er nog een woord. Dat woord noemen we het onderwerp.
Je kun het onderwerp meestal op een wat eenvoudige manier vinden. In een vragende zin staat het onderwerp dikwijls vlak achter de persoonsvorm. Wel onthouden dat de woordjes ik, jij, hij, wij en zij (enkelvoud en meervoud) altijd onderwerp zijn. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Opdracht
Schrijf eerst de persoonsvorm op en daarna het onderwerp.
Voorbeeldzin: 
De vogels vlogen naar het zuiden
Schrijf op: 
vogels
de vogels

Slide 6 - Slide

De vogels vlogen naar het
warme zuiden.

Slide 7 - Open question

De koolmeesjes lusten graag pinda's.

Slide 8 - Open question

De jagers schieten op wilde zwijnen.

Slide 9 - Open question

Maait die jongen altijd het gras?

Slide 10 - Open question

Het vliegtuig staat in de hangar

Slide 11 - Open question

Tekent hij altijd zo goed?

Slide 12 - Open question

De bomen gaan dood door de zure regen.

Slide 13 - Open question

Wat spelen die meisjes daar?

Slide 14 - Open question

Tijdens de storm waaiden de pannen van het dak.

Slide 15 - Open question

De kraan lekt al een poosje.

Slide 16 - Open question

Waarom pestte Willy haar vriendinnetjes?

Slide 17 - Open question

Ze had toch niets gedaan.

Slide 18 - Open question

Hij hing aan een tak boven het water.

Slide 19 - Open question

De ketting viel op de grond.

Slide 20 - Open question

De kralen rolden overal heen.

Slide 21 - Open question

Haar broertje moest er hard
om lachen.

Slide 22 - Open question

Yvonne zocht ze allemaal weer op.

Slide 23 - Open question

Yvonne vond het een heel werk

Slide 24 - Open question

Daarna maakte ze de ketting
weer heel.

Slide 25 - Open question

Voorzichtig deed ze hem om
haar hals.

Slide 26 - Open question

De politieagent kon heel hard lopen.

Slide 27 - Open question

Hij haalde de dief al vlug in.

Slide 28 - Open question

Meteen deed hij hem de handboeien om.

Slide 29 - Open question

Daarna nam hij hem mee naar
het bureau.

Slide 30 - Open question

Hij had een fles limonade gestolen.

Slide 31 - Open question

Zijn vrouw had zo'n verschrikkelijke dorst.

Slide 32 - Open question

Zijn zoontje wilde ook drinken.

Slide 33 - Open question

De agent had echter geen medelijden.

Slide 34 - Open question

Hij stopte hem in een kleine cel.

Slide 35 - Open question

Daar zat de dief nu.

Slide 36 - Open question

Een bouwmeester zou de toren bouwen

Slide 37 - Open question

Een grijsaard schudde meewarig
zijn hoofd.

Slide 38 - Open question

Die toren valt bij storm vast om.

Slide 39 - Open question

Dat zei die oude man.

Slide 40 - Open question

De bode van het stadhuis lachte
hem uit.

Slide 41 - Open question

Waarom zou die toren omvallen?

Slide 42 - Open question

Jullie zullen het wel zien

Slide 43 - Open question

Al vlug begon men met de bouw.

Slide 44 - Open question

De metselaars metselden de bouw

Slide 45 - Open question

De timmerlieden timmerden de kozijnen en de ramen.

Slide 46 - Open question