4. Historische vaardigheden: Continuïteit en verandering

Historische vaardigheden
1. Chronologie en kenmerkende aspecten
2. Causaliteit
3. Werken met bronnen 
4  Continuïteit en verandering
5. Standplaatsgebondenheid
1 / 37
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Historische vaardigheden
1. Chronologie en kenmerkende aspecten
2. Causaliteit
3. Werken met bronnen 
4  Continuïteit en verandering
5. Standplaatsgebondenheid

Slide 1 - Slide

wat is continuïteit?

Slide 2 - Mind map

Leerdoel
  • Je kunt in historische processen continuïteit en verandering onderscheiden

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

3) Continuïteit en verandering
  • Continuïteit: als iets niet of bijna niet verandert
  • Verandering: Als iets verandert

Slide 5 - Slide

Groen= Continuiteit           Rood = Verandering

Slide 6 - Slide

  1. Politiek-bestuurlijk
  2. Economische
  3. Sociaal
  4. Culturele
Continuïteit en verandering kunnen ook plaatsvinden op deze vier gebieden.

Slide 7 - Slide

Vragen

Slide 8 - Slide

Continuïteit of verandering: De Azteekse cultuur werd vernietigd en vervangen door de Spaanse
A
Continuïteit
B
Verandering
C
Beide

Slide 9 - Quiz

Welk(e) woord(en) geven continuïteit aan?
A
Een enorm verschil
B
Lange tijd hetzelfde
C
was gekomen
D
grote veranderingen

Slide 10 - Quiz

Bij welke van onderstaande gebeurtenissen is er sprake van continuïteit?
A
Spanjaarden veroveren gebieden in Amerika
B
Indianen en zwarte slaven worden Katholiek
C
Indianen sterven aan de mazelen
D
Indianen geloven in natuurgodsdiensten

Slide 11 - Quiz

Wat is waar over continuïteit?
A
Continuïteit vindt alleen plaats als er verandering is
B
Continuïteit kan snel of langzaam plaatsvinden.
C
Bij continuïteit blijft alles hetzelfde.
D
Continuïteit gaat over iets dat hetzelfde blijft.

Slide 12 - Quiz

Bron: 'De kerstboom heeft helemaal niets te maken met de geboorte van Christus. Maar waar komt die traditie dan vandaan? Het is een feit dat de verering van bomen al heel lang bestaat. Onze kerstboom is een voortvloeisel van de Germaanse levensboom. In elk dorp stond wel zo'n boom die bescherming bood tegen rampen. Ook het versieren van bomen met kransen en ballen bestond al heel lang. Volgens oud volksgeloof wenden blinkende voorwerpen onheil af'.

Bovenstaande bron gaat over....
A
continuïteit (blijft hetzelfde)
B
geen van de genoemde antwoorden is juist.
C
langzame verandering.
D
snelle verandering.

Slide 13 - Quiz

De koning kreeg minder macht maar hoefde niet af treden.
A
Verandering
B
Continuïteit

Slide 14 - Quiz

Welke conclusie kunnen we trekken?
   Continuïteit of
   verandering?

Slide 15 - Slide

Continuïteit betekent in de geschiedenis
A
Er verandert iets binnen een hele lange periode
B
Er verandert niets binnen een lange periode
C
Er verandert iets binnen een hele korte periode
D
Er verandert niets binnen een hele korte periode.

Slide 16 - Quiz

De adel moest voortaan belasting betalen.
A
Verandering
B
Continuïteit

Slide 17 - Quiz

Welke zin gaat over continuïteit (= het tegenovergestelde van een verandering)?
A
Boeren leefden op een vaste plek, jager-verzamelaars trokken rond.
B
De eerste boeren leefden ook nog steeds van jagen-verzamelen.
C
In de landbouwsamenleving ontstond grotere ongelijkheid.
D
Geen van de genoemde zinnen gaat over continuïteit.

Slide 18 - Quiz

In de 16e eeuw braken hervormers zoals Luther en Calvijn met de paus en stichtten eigen protestantse kerken.
A
Continuïteit
B
verandering

Slide 19 - Quiz

De slavernij bleef bestaan.
A
Verandering
B
Continuïteit

Slide 20 - Quiz

Examenvragen

Slide 21 - Slide

  1. Kijk hoeveel punten een vraag waard is. 
  2. Lees de vraag en onderstreep of markeer er wat wordt gevraagd. 

3. Deel je antwoord op in 'streepjes', net zoals dat op het examen gebeurt
4 - Begin met het herhalen van de vraag in je antwoord.
5- Leg eventueel historische begrippen in de vraag, uit in je antwoord

Dus:
- Doel Britse regering en haar beleid ten aanzien van DTSL =
- Verandering
- verwijzing naar bron:

Slide 22 - Slide

Formuleer hier je antwoord:

Slide 23 - Open question

(4p) Leg aan de hand van de begrippen Memento Mori (= gedenk te sterven), en Carpe Diem (= pluk de dag) uit hoe het mensbeeld in de zestiende eeuw veranderde ten opzichte van het denken in de Middeleeuwen en geef daarnaast aan welke continuïteit er op religieus niveau bleef bestaan met dit veranderende mensbeeld.

Slide 24 - Open question

Vergelijk de positie van joodse Duitsers in Duitsland voor en na januari 1933.
Noem een voorbeeld van continuïteit en twee van verandering.


Slide 25 - Open question

Een bewering: 'De mislukte doorbraak geeft aan dat de Nederlandse bevolking in 1945 meer behoefte had aan continuïteit dan aan verandering.'
2p Is deze bewering juist of onjuist? Licht je keuze toe. Verwijs in je toelichting naar de Duitse bezetting.

Slide 26 - Open question

Is de bouw van de Berlijnse Muur een verandering of continuïteit?

Slide 27 - Open question

In de loop van de achttiende eeuw ging het handelskapitalisme over in het industrieel kapitalisme. Leg uit wat het verschil is tussen beiden en dat er bij de overgang van het handelskapitalisme naar het industrieel kapitalisme zowel sprake was van continuïteit als verandering.

Slide 28 - Open question

Geef twee voorbeelden van verandering en twee voorbeelden van continuïteit die het modem imperialisme met zich meebracht in de verhouding tussen de koloniale grootmachten en de bestaande en nieuwe koloniën.

Slide 29 - Open question

VRAAG 2
Wanneer je de periode van het ancien régime

Wanneer je de periode van het ancien régime vergelijkt met de periode van de democratische revoluties en de periode daarna, zie je zowel verandering als continuïteit. Hieronder staan vier onderwerpen. Beschrijf per onderwerp welke continuïteit en verandering je ziet bij dat onderwerp. 1) grondwetten 2) het koningschap 3) macht en invloed van het volk 4) gelijkheid voor de wet
Voorbeeld
Hulp nodig? Bekijk het voorbeeld hieronder.
De staatsvorm van wat in onze tijd Nederland is
Tijdens het ancien régime was ons land een republiek. Dat bleef zo toen de patriotten kwamen. Maar na enkele jaren maakten de Fransen een koninkrijk van ons land. Dat bleef na de val van Napoleon.

Slide 30 - Open question

Gebruik de tabel. In de buitenlandse handel van de Republiek is naast verandering ook continuïteit te zien. Leg uit welke continuïteit zichtbaar is

Slide 31 - Open question

Gebruik bron. volgende dia. Stel: je schrijft een boek over continuïteit en verandering in de zeventiende eeuw. Je behandelt twee kenmerkende aspecten uit deze periode:
− 'het ontstaan van wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme
en het begin van een wereldeconomie' en
− 'de wetenschappelijke revolutie'.
Leg per kenmerkend aspect uit: − of de bron daarbij past en
− of de bron gebruikt kan worden om continuïteit of om verandering ten opzichte van de middeleeuwen te illustreren.

Slide 32 - Open question

VRAAG 1
Gebruik bron 1
Albert Hahn maakte de prent in de late zomer van 1914.
4p Licht dit toe door:
– Met bronelementen duidelijk te maken waarop de prent betrekking heeft en
– Aan te geven welke vormen van verandering en van continuïteit in de prent te zien zijn

Slide 33 - Open question

Leg uit hoe Nederland in de negentiende eeuw in Nederlands-Indië vormgaf aan het modern imperialisme. Noem daarbij twee veranderingen en een voorbeeld van continuïteit ten opzichte van het Nederlandse kolonialisme in de VOC-tijd.

Slide 34 - Open question

Welke continuiteit en verandering zie je in Brits beleid voor- en na het verdrag van Allahabad?

Slide 35 - Open question

Vergelijk de buitenlandse politiek van Brandt met die van Adenauer.
Geef twee voorbeelden van continuïteit en twee voorbeelden van verandering.

Slide 36 - Open question

VRAAG 5
Een bewering: ‘Bij vergelijking van de situatie in Nederland in het decennium vóór de Tweede Wereldoorlog met het decennium erna, blijkt dat er in politiek opzicht vooral continuïteit was en in economisch opzicht vooral verandering’.
4p Licht telkens met een voorbeeld toe in hoeverre deze bewering juist is.

Slide 37 - Open question