Verwijzen en bezit in de Nederlandse taal

Verwijzen en bezit in de Nederlandse taal
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Verwijzen en bezit in de Nederlandse taal

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je verwijswoorden en bezittelijke voornaamwoorden gebruiken en het verschil tussen mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden begrijpen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over verwijswoorden?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat weet je al over bezittelijke voornaamwoorden?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Inleiding
Wat zijn verwijswoorden en bezittelijke voornaamwoorden?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Verwijswoorden
Verwijswoorden vervangen zelfstandige naamwoorden in een zin.

Meneer Hance heeft een hond. Hij heeft hem uitgelaten.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Bezittelijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden geven bezit aan, bijvoorbeeld 'mijn', 'jouw', 'zijn'.

Ook kun je verwijzen met bezittelijke voornaamwoorden:
Carlos is blij, want hij heeft zijn rijbewijs gehaald.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Oefening: Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Kies het passende verwijswoord voor 'de tafel'.
A
die
B
deze
C
dat
D
hen

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welk verwijswoord hoort bij 'de leraar'?
A
zij
B
het
C
hij
D
jullie

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Kies het juiste verwijswoord voor 'de kat'.
A
zij
B
het
C
jij
D
hij

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Afsluiting
Wat heb je vandaag geleerd over verwijswoorden en bezittelijke voornaamwoorden?

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 13 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 14 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.