Volledige PowerPoint Schrijfvaardigheid

Schrijfvaardigheid p. 1
Schrijvers willen iets met hun tekst: je informeren, overtuigen, aan het denken zetten of verleiden. Ze kiezen hun woorden dus niet zomaar. Wat doen ze precies om jou te beïnvloeden?
  • Opvallen: woorden die aandacht trekken/emotie oproepen
  • Opmaak: koppen, kleuren en banners vangen je blik
  • Aanspreken: een woord als 'gratis' speelt in op verlangens
  • Framing: beeldoproepende woorden: 'oorlog tegen terreur'
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Schrijfvaardigheid p. 1
Schrijvers willen iets met hun tekst: je informeren, overtuigen, aan het denken zetten of verleiden. Ze kiezen hun woorden dus niet zomaar. Wat doen ze precies om jou te beïnvloeden?
  • Opvallen: woorden die aandacht trekken/emotie oproepen
  • Opmaak: koppen, kleuren en banners vangen je blik
  • Aanspreken: een woord als 'gratis' speelt in op verlangens
  • Framing: beeldoproepende woorden: 'oorlog tegen terreur'

Slide 1 - Slide

Schrijfvaardigheid p. 1
Framing is het bewust kiezen van woorden die een bepaald beeld of gevoel oproepen bij een onderwerp.

Ik wil je dit glas water verkopen. 
Welke koopoptie kies jij?
A. Het glas is halfvol
B. Het glas is halfleeg 

Slide 2 - Slide

Plot (verhaallijn)
Een verhaal is geen verhaal zonder goede structuur. 

Deze structuur wordt bij veel boeken en films opgebouwd volgens dezelfde 7 stappen.

Het begin (stap 1) bestaat uit een hoofdpersoon met een doel, wens of probleem.

Slide 3 - Slide

Plot (verhaallijn)
Een plot kan je samenvatten in 1 zin, een premisse. 
Een premisse is de kleinst mogelijke formulering waarin je de ontwikkeling van een verhaal, van begin, tot middenstuk, tot einde, kunt samenvatten.
Voorbeeld:
"Een jonge leeuw moet de uitdagingen van verraad overwinnen om zijn rechtmatige plaats als koning te heroveren.'

Slide 4 - Slide

H3: Personages                             
Personages verzinnen:
  • Doel: Maak personages die voelen als echte mensen, met gedachten, gevoelens en gewoontes.
  • Aanpak: Leef je in door veel over je personages te bedenken (leeftijd, dromen, gedrag)
  • Tip: Gebruik mensen in je omgeving als inspiratie of gebruik veel (karakter)beschrijvingen als je schrijft

Slide 5 - Slide

H3: Personages en perspectief
Perspectief kiezen
  • Ik-verteller: Je leest wat 1 personage denkt en voelt - geschreven in de ik-vorm
  • Personale verteller: Verhaal in hij/zij-vorm. Je volgt 1 personage van dichtbij - geschreven in de derde persoon
  • Auctoriale verteller: Weet alles, maar speelt geen rol
  • Let op: Meerdere vertellers -> Meervoudig (ik-)perspectief

Slide 6 - Slide

H3: Personages en perspectief
Schrijftip:
Show, don't tell

Laat lezers zelf voelen wat er gebeurt door acties en beelden, in plaats van alleen gevoelens te benoemen.
Niet: ''Manon voelde zich verdrietig.''
Wel: ''Met tranen in haar ogen staarde Manon voor zich uit.''

Slide 7 - Slide

Setting: ruimte
    • Ruimte: alles wat te maken heeft met plaatsen. Een land, stad, dorp, een gebouw, een planeet. 

    • De ruimte kan bestaan of niet bestaan, herkenbaar zijn of onherkenbaar.

    • De ruimte kan een sfeer oproepen, bijvoorbeeld spanning. Denk bijvoorbeeld aan een tankstation. Overdag niet eng, 's nachts een grimmige plek.

    Slide 8 - Slide

    Setting in drie delen
    1. Plaats - in de klas, op het voetbalveld, op straat.
    2. Tijd - vanmorgen, in 2025, in de herfst.
    3. Omstandigheden - tijdens WO II, op vakantie, in de regen.
    Voorbeeld van setting: de zomer van 2025, op het voetbalveld, in de regen. (Welke sfeer creëer je?)

    Slide 9 - Slide

    Sfeer
    Wordt gemaakt door beschrijvingen van de setting

    Sfeer versterk je met zintuigen: horen, ruiken, voelen

    Niet: De kleedkamer stonk.


    Slide 10 - Slide

    Sfeer
    Wordt gemaakt door beschrijvingen van de setting


    Sfeer versterk je met zintuigen: horen, ruiken, voelen

    Niet: De kleedkamer stonk.
    Maar: De kleedkamer rook naar een combinatie van gebruikte voetbalsokken en bier.  

    Slide 11 - Slide

    Sfeer
    - Statische werkwoorden vermijden
    (staan, zijn, liggen, zich bevinden

    Niet: De oude appelboom bevindt zich naast de houten voordeur. 


    Slide 12 - Slide

    Sfeer
    - Statische werkwoorden vermijden
    (staan, zijn, liggen, zich bevinden

    Niet: De oude appelboom bevindt zich naast de houten voordeur. 
    Maar: De oude appelboom raakt met haar takken net de houten voordeur.  

    Slide 13 - Slide

    Schrijfopdracht Themaonderzoek 

    Opdracht: Onderzoek een thema in jouw leesboek 
    Kies één thema uit je boek (bijv. vrijheid, identiteit, schuld).

    Onderzoek hoe de schrijver dit thema uitwerkt in het verhaal:
    Waar zie je dit thema terug?
    Hoe wordt het zichtbaar in personages, gebeurtenissen of stijl?
    Welke keuzes maakt de schrijver, en waarom denk je dat?
    Presenteer je bevindingen met voorbeelden uit het boek.

    Slide 14 - Slide

    Vervolgopdracht -> Themavergelijking 

    Je hebt onderzocht hoe één belangrijk thema wordt uitgewerkt in je boek.
    Nu gebruik je die inzichten om terug te kijken naar het andere boek.

    Doel is het onderzoek naar de vraag:
    Hoe werken de schrijvers aan hetzelfde thema, op hun eigen manier?
    Je gaat: - Overkoepelend thema (onder)zoeken, - Verschillen in aanpak uitwerken thema benoemen, - Eerste vergelijking en beoordeling maken
    Zo gebruik je jouw analyse als basis voor literaire vergelijking.

    Slide 15 - Slide

    Dialogen
    Een dialoog is een gesprek tussen twee personen. Dialogen voer je de hele dag door en komen ook voor in verhalen.

    Een dialoog wordt nooit geschreven in letterlijke spreektaal. Dat is storend voor het lezen. We vermijden dan ook eentonig taalgebruik ('zeggen dat'), zodat de tekst aantrekkelijk blijft.

    Slide 16 - Slide

    Dialogen
    3 manieren om te beschrijven wat iemand heeft gezegd:
    1. Directe rede: letterlijk de woorden weergeven van degene die spreekt tussen aanhalingstekens. 'Ik wil uitslapen.'
    2. Indirecte rede: niet letterlijk de gesproken woorden weergeven zonder aanhalingstekens. 'Salima vroeg of ze...'
    3. Parafraseren: In eigen woorden weergeven wat iemand heeft gezegd. 'Hij wilde morgen eindelijk weer uitslapen.'

    Slide 17 - Slide

    Voorbeelduitwerking Themaonderzoek
    We bekijken een voorbeeld van twee literaire werken die onderzocht zijn vanuit een overkoepelend thema. 

    Het laat zien hoe je thematisch kunt vergelijken en hoe je zo toewerkt naar een inhoudelijke analyse als voorbereiding op je eigen schrijfopdracht.

    Slide 18 - Slide

    Van den vos Reynaerde
    Auteur: onbekend, mogelijk Willem (13e eeuw)
    Thema’s: macht, list, corruptie, hypocrisie, schijnheiligheid

    Kenmerken:
    • Reynaert de vos gebruikt sluwheid om zichzelf te redden en anderen te manipuleren.

    • Satire op de middeleeuwse maatschappij, adel en kerk.

    • Moreel dubbelzinnig: Reynaert is misdadig, maar slim.

    • Dieren vertegenwoordigen menselijke eigenschappen. (Bruun de beer voor domme kracht/goedgelovigheid)

    Mogelijke visie op de wereld:
    De schrijver toont een wereld waarin macht en rechtspraak corrupt zijn en sluwheid het wint van eerlijkheid. Een cynisch, humoristisch wereldbeeld.
    Max Havelaar
    Auteur: Multatuli (Eduard Douwes Dekker), 1860
    Thema’s: onrecht, kolonialisme, hypocrisie, idealisme

    Kenmerken:
    • Kritiek op koloniaal bestuur in Nederlands-Indië.

    • Havelaar is een idealist die strijdt tegen onrecht, maar faalt binnen het systeem.

    • Complexe structuur: ironie, satire, pathos (beroep op emoties van het publiek -> overtuigen).

    • Zowel persoonlijke als politieke lagen.

    Mogelijke visie op de wereld:
    De auteur gelooft in rechtvaardigheid en waarheid, maar toont dat deze in botsing komen met economische belangen en lafheid. Kritisch, betrokken wereldbeeld.

    Slide 19 - Slide

    Overkoepelend thema vergelijken - Hypocrisie
    Aspect
    Van den vos Reynaerde
    Max Havelaar
    Wat is hypocriet?
    De koning, de hofhouding en de aanklagers claimen rechtvaardigheid, maar handelen uit wraak, domheid of eigenbelang.
    Koloniale ambtenaren en Droogstoppel praten over moraal en fatsoen, maar verdedigen een uitbuitend systeem.
    Hoe zichtbaar?
    Ze laten zich makkelijk manipuleren, tonen geen zelfkritiek, straffen niet de schuldigen.
    Ze negeren Havelaar, maskeren onrecht, en wijzen hem af.
    Reactie hoofdpersoon
    Reynaert doorziet en bespeelt de hypocrisie, en wint.
    Havelaar vecht ertegen, maar wordt gefrustreerd en uiteindelijk buitenspel gezet.
    Auteursvisie
     De wereld is verdorven en list is het enige wapen. Wie eerlijk is, redt het niet.
    De wereld heeft idealisten nodig, maar is niet bereid te luisteren.

    Slide 20 - Slide

    In zowel Max Havelaar als Van den vos Reynaerde wordt onrecht niet openlijk uitgevoerd, maar juist verborgen. In Max Havelaar doen ambtenaren alsof ze netjes en eerlijk werken, terwijl ze in werkelijkheid wegkijken van het onrecht. In Reynaert houden de dieren aan het hof een schijn van rechtspraak op, maar laten ze zich leiden door eigenbelang. Reynaert zelf gebruikt slimme praatjes om zijn misdaden te verbergen. In beide verhalen laten de schrijvers zien dat machtige mensen vaak net doen alsof ze goed handelen, terwijl ze dat niet zijn. De schrijvers zijn kritisch: ze laten zien dat onrecht vaak verstopt zit achter mooie woorden en schijn.

    Slide 21 - Slide