Leesles telefoon op school

Leesles Telefoon op school
luister eens!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NT2BasisschoolGroep 5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Leesles Telefoon op school
luister eens!

Slide 1 - Slide


LEES DE REGELS VOOR DE MOBIEL

Slide 2 - Slide

Milka is op school.
Waar moet haar telefoon?
In haar_____of in de ______.

Slide 3 - Open question

Milka is op school.
Haar telefoon staat aan.
Mag dat?

Slide 4 - Open question

De telefoon van Milka gaat.
Ze moet hem aam de docent geven.
Hoe laat krijgt ze hem terug?
Na______uur.

Slide 5 - Open question

De telefoon van Milka is leeg.
Ze wil hem opladen?
Mag dat?

Slide 6 - Open question

Milka heeft taal.
Ze kent een woord niet.
Ze wil op haar telefoon kijken.
Wie zegt of dat mag?

Slide 7 - Open question

Wat is goed?
A
Milka is op school.Ze leest over de telefoon op school. Over wat mag en wat niet mag.
B
Milka heeft een telefoon. Ze wil weten hoe die werkt. daar leest ze over

Slide 8 - Quiz

Betekenis van moeten .
Moeten (moest, heeft gemoeten), gedwongen of genoodzaakt (tot iets) zijn, niet anders kunnen doen: ik doe het niet graag, maar ik moet het zeggen; — (ook) ter aanduiding van iets dat noodwendig moet gebeuren om iets anders te doen plaats hebben: ik doe het niet, of men moet er mij toe dwingen, tenzij ik er toe ...

Slide 9 - Slide

Betekenis van mogen.
                               mogen    (mocht, heeft gemogen) 

1. tot iets in staat zijn: er mogen zijn er aantrekkelijk uitzien
2. kunnen: zich mogen verheugen in grote populariteit
3. het recht, de toestemming hebben: van mij mag het ik vind het goed; wat mag het zijn?

Slide 10 - Slide

Bellen in de klas.
A
Dat moet.
B
Dat mag niet.

Slide 11 - Quiz

Telefoon in tas of kluis.
A
Dat moet.
B
Dat mag niet.

Slide 12 - Quiz

Telefoon uit in de klas.
A
Dat moet.
B
Dat mag niet.

Slide 13 - Quiz

Telefoon opladen in de klas.
A
Dat moet.
B
Dat mag niet.

Slide 14 - Quiz

Telefoon mee naar de WC?
A
Dat moet.
B
Dat mag niet.

Slide 15 - Quiz

Wat betekent het woord
"regel".
Type de betekenis hieronder.

Slide 16 - Open question

Wat zijn de regels op onze school voor de telefoon.
Geef drie regels aan.

Slide 17 - Open question

luister eens!

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Maak zinnen met de volgende worden:
1. de telefoon
2. het kluisje
3. uit

Slide 20 - Open question

Maak zinnen met de volgende woorden:
4. de telefoon gaat
5.de docent
6.geven

Slide 21 - Open question

Maak zinnen met de volgende woorden:
7. je krijgt
8.terug
9.na

Slide 22 - Open question

Maak zinnen met de volgende woorden:
10. de wc
11.nodig
12.zoeken

Slide 23 - Open question

Hoe heb je deze lesles ervaren?
Je mag meerdere antwoorden geven.
A
Ik begreep alles.
B
Het kostte me veel tijd.
C
Ik wist veel woorden niet.
D
Het was een afwisselende les.

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide