1. Les 06-12-2020

Nederlands 
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands 

Slide 1 - Slide

Spelling

Slide 2 - Slide

Spelling meervoud
eindigen op -en, -ën & -n.

Slide 3 - Slide

Leerdoel

  • Je kent de regels van het meervoud op -EN & -ËN en kunt dit gebruiken

  • Je kunt het meervoud van een woord schrijven als het op -en of -ën eindigt

Slide 4 - Slide

Weet jij wat een zelfstandig
naamwoord is?

Slide 5 - Mind map

Zelfstandig naamwoord

Woorden voor mensen
bakker - tandarts - boer - leerling - jongen - meisje
Woorden voor dieren
hond - paard - lieveheersbeestje - panda - marmot
Woorden voor planten
tulp - roos - eik - dennenboom - tulp - boterbloem
Woorden voor dingen
iPad - telefoon - kast - etui - kleed - broek - stoel
me-di-pla-di
Woorden voor namen
Kees - Sofie - Praxis - Albert Heijn - Coca Cola - Haribo - Apple - Jansen
Woorden voor gevoel
liefde - haat - angst - geluk - pijn - dorst - boosheid

Slide 6 - Slide

Enkelvoud en meervoud

Zelfstandige naamwoorden kunnen in het

enkelvoud en in het meervoud staan


enkelvoud = één stoel en één bank

meervoud = twee stoelen en twee banken

Slide 7 - Slide

Meervoud

Veel zelfstandige naamwoorden hebben meervoud op -en


lamp - lampen

hond - honden

weg - wegen

kaas - kazen

Slide 8 - Slide

1. Meervoud op -en
Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten

lamp + en = lampen

boer + en = boeren

dans + en = dansen

lot + en = loten

Slide 9 - Slide

2. Meervoud op -en

Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,

want je hoort een lange klank

schaar - a + en = scharen

been - e + en = benen

aap - a + en = apen

Slide 10 - Slide

3. Meervoud op -en

Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,

want je hoort een korte klank

klas + s + en = klassen

bak + k + en = bakken

bed + d + en = bedden

Slide 11 - Slide

4. Meervoud op -en

Soms komt er geen medeklinker bij, als het woord eindigt op -ik, -es, -it, -et

monnik + en = monniken

dreumes + en = dreumesen

perzik + en = perziken

Slide 12 - Slide

5. Meervoud op -en

Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v

staaf+ f/v + en = staven

brief + f/v + en = brieven

golf + f/v + en = golven

Slide 13 - Slide

6. Meervoud op -en

Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z

baas + s/z + en = bazen

huis + s/z + en = huizen

glas + s/z + en = glazen

Slide 14 - Slide

6. Meervoud op -en

Er zijn hier wel enkele uitzonderingen!!!

kaars - kaarsen

mens - mensen

fotograaf - fotografen

paragraaf - paragrafen

Slide 15 - Slide

7. Meervoud op -ën
 Als het enkelvoud op -ee eindigt, dan schrijf je in het meervoud ALTIJD -ËN!

zee --> zeeën

fee --> feeën

ree --> reeën

orchidee --> orchideeën

Slide 16 - Slide

7. Meervoud op -ën

Bij woorden die eindigen op -ie maak je meervoud met -ën of met -"n (let op waar de klemtoon op valt.)

epidemie = epidemieën

knie = knieën

kolonie = koloniën

bacterie = bacteriën


Slide 17 - Slide

Samengevat
Valt de klemtoon op de -ie of eindigt het enkelvoud op -ee
-ën

Valt de klemtoon niet op de -ie 
-"n

Slide 18 - Slide

Maar dat wist je al.....

Slide 19 - Slide

Vragen?
Nee, 
Zet snel je laptop aan
 ga naar LessonUp
Voer de lessoncode in!

Slide 20 - Slide

Wat is het meervoud van
'olifant'?
A
Olifantjes
B
Olifantje
C
Olifanten
D
Olifantten

Slide 21 - Quiz

Wat is het meervoud van
'kaas'?
A
Kaazen
B
Kazen
C
Kaasen
D
Kasen

Slide 22 - Quiz

Wat is het meervoud van
'koekenpan'?
A
Pannenkoek
B
Pannenkoeken
C
Koekenpannen
D
Koekenpanen

Slide 23 - Quiz

Wat is het meervoud van
'mees'?
A
Meesen
B
Mezen
C
Meezen
D
Mesen

Slide 24 - Quiz

Wat is het meervoud van
'kip'?
A
Kippen
B
Kipen
C
Kipjes
D
Kippetjes

Slide 25 - Quiz

Waar ligt de klemtoon bij het
woord genie?
A
Ge
B
nie

Slide 26 - Quiz

Hoe schrijf je het meervoud van
genie?

Slide 27 - Open question

Waar ligt de klemtoon bij het
woord melodie?
A
me
B
lo
C
die

Slide 28 - Quiz

Hoe schrijf je het meervoud van
melodie?

Slide 29 - Open question

Waar ligt de klemtoon van het
woord ceremonie?
A
ce
B
re
C
mo
D
nie

Slide 30 - Quiz

Hoe schrijf je het meervoud van
ceremonie?

Slide 31 - Open question

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'voetbal'

Slide 32 - Open question

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'wedstrijd'

Slide 33 - Open question

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'amfibie'

Slide 34 - Open question

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'poes'

Slide 35 - Open question

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'zee'

Slide 36 - Open question

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'glas'

Slide 37 - Open question

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'muzieknoot'

Slide 38 - Open question

Deze (bedrijf) verhuren speciale (fiets) voor (gehandicapte).
A
bedrijfen - fietsen - gehandicaptten
B
bedrijfen - fietsen - gehandicapten
C
bedrijven - fietsen - gehandicaptten
D
bedrijven - fietsen - gehandicapten

Slide 39 - Quiz

In de (huis) aan de overkant wonen (bejaarde).
A
huisen - bejaardden
B
huizen - bejaardden
C
huizen - bejaarden
D
huisen - bejaarden

Slide 40 - Quiz

De (genie) hebben goede (idee) om de (probleem) op te lossen.
A
geniën - ideën - probleemen
B
genieën - ideeën - probleemen
C
genieën - ideën - problemen
D
genieën - ideeën - problemen

Slide 41 - Quiz

Leg de (kopie) van de (brief) maar in de die (doos).
A
kopieën - brieven - dozen
B
kopiën - brieven - dozen
C
kopieën - briefen - dozen
D
kopieën - brieven - doozen

Slide 42 - Quiz

Vliegende (dier) zoals (mug), (duif) en (bij) vind ik eng.
A
dieren - muggen - duifen - bijën
B
dieren - mugen- duifen - bijen
C
dieren - mugen- duiven - bijen
D
dieren - muggen - duiven - bijen

Slide 43 - Quiz

In brood zitten (vitamine), (mineraal) en (proteïne).
A
vitaminen - mineraalen - proteïnen
B
vitaminen - mineraalen - proteïnën
C
vitaminen - mineralen - proteïnen
D
vitaminen - mineralen - proteïnën

Slide 44 - Quiz

Spelling meervoud
oefening spelling NUMO

Slide 45 - Slide