HA - week 39 - les 3 - Grammatica woordsoorten

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, do, vrij

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, do, vrij

Slide 1 - Slide

- Stillezen
- Grammatica woordsoorten
- Zelf aan de slag + afronden
Planning deze les:

Slide 2 - Slide

- Je kent de woorden uit de woordenlijst.
- Je ziet hoe een zin is opgebouwd
- Je geeft aan welk woord laat zien wie iets doet en wanneer het gedaan wordt.

Doel van de les

Slide 3 - Slide

Stillezen
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Elk woord in de zin een eigen functie.


Woordsoorten

Slide 5 - Slide

Elk woord in de zin een eigen functie.

Vergelijk met voetbal:
Zinsdelen - je kijkt naar de functies aanvallers, de keeper en de verdedigers in het veld. 
Woordsoorten - je kijkt naar de individuele spelers (Stekelenburg, Blind, Gravenberg, Neres, Antony etc. )
Woordsoorten

Slide 6 - Slide

Elk woord in de zin een eigen functie.

Zelfstandig naamwoorden (zn)
- Dier, ding, mens, plaats, naam, plant 

Woordsoorten

Slide 7 - Slide

Elk woord in de zin een eigen functie.

Zelfstandig naamwoorden (zn)
- Dier, ding, mens, plaats, naam, plant 

bijv. docent, mama, stoel, poot, shirt, Barneveld, Jelle, grassprietje, berk, water, boterham, SDVB, VVOP, SSS. 

Alles wat een naam heeft is een zn eigennaam ( dus met hoofdletter)
Woordsoorten

Slide 8 - Slide

Elk woord in de zin een eigen functie.

Lidwoorden
- de, het, een.


Woordsoorten

Slide 9 - Slide

Elk woord in de zin een eigen functie.

Lidwoorden
- de, het, een.

Horen altijd bij een ZN: de bal,  een balletje, het kind 

Bepaalde lidwoorden: de, het
Onbepaald lidwoord: een
Woordsoorten

Slide 10 - Slide

'de', 'het' en 'een' zijn ALTIJD lidwoorden
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Bepaalde lidwoorden:
A
de
B
het
C
een

Slide 12 - Quiz

onbepaalde lidwoorden:
A
de
B
het
C
een

Slide 13 - Quiz

H1 Gram. woordsoorten


Een zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor een mens, die plant, ding of gevoel. 
  • concreet zelfstandig naamwoord (czn): is iets wat je kunt aanraken: stoel, kauwgom
  • abstract zelfstandig naamwoord (azn): geeft iets aan wat je niet kunt aanraken of wat niet bestaat: liefde, week, elfje


 

Slide 14 - Slide

czn
azn
zn-e
hek
uitspraken
Wibra
onderwijs
villa
inbrekers
Ferrari
april
Daniël

Slide 15 - Drag question

Welk zelfstandig naamwoord heeft geen meervoud?
A
reis
B
meisje
C
rijst
D
les

Slide 16 - Quiz

In welke zin staan drie zelfstandig naamwoorden?
A
Wie heeft die nieuwe film al gezien?
B
Mijn papagaai Lorre eet het liefst koekjes.
C
Macaroni met gehakt, paprika en tomaat is superlekker.
D
Alle leerlingen hebben keihard geleerd voor hun toets.

Slide 17 - Quiz

Wat:
- Maak je leerlijn van Grammatica: zelfstandig naamwoord en lidwoord H1 
(let op, er zijn twee onderdelen grammatica, dit is de onderste)

Wanneer:
Einde deze les af. 
Volgende les kijken we naar het laatste stukje info
voor de toets. 

klaar: 
- Oefen met het kopje trainen/ ander huiswerk


Aan de slag:

Slide 18 - Slide

Ik kan (concrete en abstracte) zelfstandige naamwoorden herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Ik kan (bepaalde en onbepaalde lidwoorden herkennen).
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

- Leesboek mee
- Start spelling H1

Volgende les

Slide 21 - Slide