mavo 3 - chapitre 2 Grammaire H

Bienvenue Mavo 3!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bienvenue Mavo 3!

Slide 1 - Slide

PROGRAMME
Répétition - decrire un objet
Corriger les devoirs
Grammaire H

Aan het eind van de les:
- kan ik de passé composé gebruiken;
- kan ik vertellen dat iets in de verleden tijd gebeurd is;

Slide 2 - Slide

Comment est-ce que vous decririez cet objet?

Slide 3 - Open question

Le passé composé

Slide 4 - Mind map

Zet in de passé composé

Tu regardes

Slide 5 - Open question

Zet in de passé composé

Elle pense

Slide 6 - Open question

Zet in de passé composé

Nous trouvons

Slide 7 - Open question

Zet in de passé composé

Vous ... (finir)

Slide 8 - Open question

Zet in de passé composé

Je vais

Slide 9 - Open question

Zet in de passé composé

Vous arrivez
A
Vous avez arrivé
B
Vous êtes arrivés

Slide 10 - Quiz

Zet in de passé composé

Je mange
A
J'ai mangé
B
Je suis mangé

Slide 11 - Quiz

Zet in de passé composé

Il reste
A
Il a resté
B
Il est resté

Slide 12 - Quiz

Grammaire H
Le passé composé = de voltooid tegenwoordige tijd

Le passé composé bestaat uit twee onderdelen:

1) het hulpwerkwoord (avoir OF être)

2) een voltooid deelwoord
Par exemple:
Tu as parlé
Nous avons mangé
Je suis allé
J'ai donné

Slide 13 - Slide

Grammaire H
1) het hulpwerkwoord (avoir OF être)

Als je in het Nederlands het hulpwerkwoord hebben gebruikt, gebruik je in het Frans avoir. Gebruik je in het Nederlands zijn, dan gebruik je être
Let op! Er zijn uitzonderingen.

Par exemple:  ik ben geweest = j'ai été 
                             ik ben begonnen = j'ai commencé

Slide 14 - Slide

Grammaire H
1) het hulpwerkwoord (avoir OF être)

Als je être gebruikt als hulpwerkwoord, komt er achter het voltooid deelwoord een extra -e of -s bij vrouwelijk of meervoud. 
Bijvoorbeeld: zij is gegaan = elle est allée
                             wij zijn gegaan = nous sommes allés

Slide 15 - Slide

avoir
être
je suis
j'ai
nous avons
nous sommes
il est
il a
tu es
tu as
vous avez
vous êtes
ils sont
ils ont

Slide 16 - Drag question

Ken je het rijtje van être nog uit je hoofd?

Vervoeg het rijtje van être met
je - tu - il/elle/on - nous - vous - ils/elles

Slide 17 - Open question

Het werkwoord être
je suis
ik ben
tu es
jij bent
il/elle/on est
hij/zij is
wij zijn
nous sommes
wij zijn
vous êtes
jullie zijn/u bent
ils/elles sont
zij zijn

Slide 18 - Slide

Ken je het rijtje van avoir nog uit je hoofd?

Vervoeg het rijtje van être met
j' - tu - il/elle/on - nous - vous - ils/elles

Slide 19 - Open question

Het werkwoord avoir
j'ai
ik heb
tu as
jij hebt
il/elle/on a
hij/zij heeft
wij hebben
nous avons
wij hebben
vous avez
jullie hebben/u heeft
ils/elles ont
zij hebben

Slide 20 - Slide

Grammaire H
2) voltooid deelwoord

  • werkwoorden op -er: haal de laatste -r weg en zet een accent op de -e: é
parler -> parlé             trouver -> trouvé               chercher -> cherché

  • werkwoorden op -ir: haal de laatste -r weg.
finir -> fini                      grandir -> grandi               réussir -> réussi

  • onregelmatige werkwoorden: deze hebben een eigen vorm. Leer deze goed uit je hoofd!
avoir -> eu                      être -> été                            faire -> fait

Slide 21 - Slide

Zet in de passé composé
1. tu ... (chercher)
2. nous ... (finir)
3. le prof ... (poser)

Slide 22 - Open question

Zet in de passé composé
1. je ... (aller)
2. elle ... (arriver)
3. elles ... (partir)

Slide 23 - Open question

AU TRAVAIL

Fais exercice 30 page 70

Slide 24 - Slide