Zelfstandig voorkennistoets maken (max. 10 minuten)
Context ''Zien' als een vleermuis' lezen (5 minuten)
Opdracht 1 t/m 5 over ''Zien' als een vleermuis' maken (max. 10 minuten)
Korte pauze voor lesuur 2 (max. 5 minuten) --> laat LessonUp openstaan!
Slide 2 - Slide
Leerdoelen oriëntatie
1. Je kunt de werking van zintuigen beschrijven.
2. Je kunt de zintuigen noemen met hun ligging en hun prikkel.
3. Je kunt de delen van het oor benoemen met hun functie.
4. Je kunt de bouw en werking van het oog beschrijven.
5. Je kunt uitleggen wat gedrag is.
Slide 3 - Slide
Oriëntatie
Neem het voorkennisfilmpje door
Maak individueel de voorkennistoets digitaal
Klaar?
Oriëntatie ''Zien' als een vleermuis' doorlezen
Individueel of in duo's de bijbehorende opdrachten digitaal maken
timer
10:00
Slide 4 - Slide
Lesprogramma les 2
Leerdoelen Basisstof 1 (2 minuten)
Uitleg B1 deel 1 (10 minuten)
Zelfstandig opdracht 1 t/m 5 maken (max. 5 minuten)
Uitleg B1 deel 2 lezen (5 minuten)
Opdracht 6 t/m 12 maken (max. 10 minuten)
Eerder klaar? Context Leefwereld: Blowen en risico op psychosen
Oefen de Flitskaarten en maak Test Jezelf
Lesafsluiter B1 (5 minuten)
Slide 5 - Slide
Perceptie
Waarom zien of horen we niet altijd hetzelfde?
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
00:11
Wat wordt er volgens jou gezegd in dit filmpje? Laurel of Yanny?
Slide 9 - Open question
00:21
speel deze video af voor 2 andere familie leden en schrijf op wat zij hoorden?
Slide 10 - Open question
Kan je verklaren waarom niet iedereen hetzelfde hoorde in de vorige video?
Slide 11 - Open question
Leerdoelen B1 (les 1)
6.1.1 Je kunt de werking van zintuigen in relatie met het zenuwstelsel beschrijven.
6.1.2 Je kunt de reactie van een zintuig op een adequate prikkel beschrijven.
6.1.3 Je kunt de delen van het oog en hun functie beschrijven (zie BiNaS tabel 87C2).
Zintuigen zijn gevoelige organen die prikkels uit het interne en externe milieu kunnen waarnemen, zoals geluid, druk, licht en zelfs concentraties van opgeloste stoffen. De informatie wordt omgezet in impulsen en via je zenuwcellen naar je hersenen geleid. In je hersenen worden de impulsen verwerkt en word je je bewust van de waarneming die je doet.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
De ligging van enkele zintuigen
Zintuigen in je huid
Slide 14 - Slide
Zintuigen
Prikkels worden in het zintuig opgevangen door zintuigcellen
Een zintuigcel zet de prikkel om in een impuls
Zintuigen kunnen prikkels waarnemen, omdat ze een groot aantal zintuigcellen hebben.
Andere naam voor die specifieke cellen: receptoren of sensoren.
Slide 15 - Slide
Interne/externe prikkels
Externe prikkels zijn prikkels van buiten je lichaam (geluid/licht etc..)
Interne prikkels zijn prikkels binnen je lichaam. Bijvoorbeeld: osmoreceptoren, temperatuurreceptoren, pH-receptoren
Osmoreceptoren in de hypothalamus nemen de osmotische waarde van het bloedplasma waar en beïnvloeden de urineproductie.
Temperatuurreceptoren registreren veranderingen in de lichaamstemperatuur en beïnvloeden de zweetproductie en doorbloeding van de huid. Deze regelkringen houden het dynamische evenwicht van het inwendige milieu constant.
Slide 16 - Slide
Groepen receptoren en hun prikkels
Mechanische receptoren: mechanische energie (aanraking, druk, beweging, geluid)
- gehoorreceptoren
- evenwichtsreceptoren
Chemische receptoren: binden van bepaalde moleculen uit omgeving
- smaakreceptoren
- reukreceptoren
Temperatuurreceptoren warmte en kou
Pijnreceptoren extreme druk, temperaturen of chemische stof
Lichtreceptoren zichtbaar licht
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
Mechanische
receptoren
Reageren op vervorming van het celmembraan:
Haartjes op de cel worden in beweging gebracht
Deze veroorzaken een impuls door de cel
De zintuigcel geeft neurotransmitter af aan de gevoelszenuwcel
Bv. receptoren van gehoorzintuigen, evenwichtszintuigen, tastreceptoren, drukreceptoren
Slide 19 - Slide
Chemische receptoren
Binden bepaalde moleculen uit de omgeving
Chemische stof bind aan receptoren op het membraan van zintuigcellen
Dit veroorzaakt een impuls in de cel
De zintuigcel geeft neurotransmitters af aan zenuwcellen
Voorbeelden: smaak en reukzintuig
Slide 20 - Slide
Lichtreceptoren
Liggen in het netvlies
Staafjes: reageren op contrasten in donker en licht
Kegeltjes: reageren op kleuren
Slide 21 - Slide
Temperatuur-receptoren
Liggen in de huid
Reageren wanneer de temperatuur onder of boven de normwaarde van 37 graden komt.
Slide 22 - Slide
Pijnreceptoren
Reageren als de prikkels extreem worden/zijn, zoals hitte of extreme druk.
Kan ook reageren op chemische verbindingen bij beschadiging of ontsteking van weefsels.
Slide 23 - Slide
Adequate prikkel
De prikkeldrempel van geluid is laag voor de mechanische receptoren in het slakkenhuis.
Geluid is de adequate prikkelvoor deze receptoren.
Als je dicht bij een bas staat dan voel je
de trillingen ook door je lijf.
De prikkeldrempel van de mechanische
receptoren in de huid voor geluidsgolven
ligt veel hoger. Dit is een niet-adequate
prikkel
Slide 24 - Slide
Prikkeldrempel
Een impuls ontstaat:
alleen als de prikkel de drempelwaarde overschrijdt.
De prikkel moet daarom :
de juiste zijn
(adequate prikkel),
sterk genoeg zijn.
Slide 25 - Slide
Gewenning of adaptatie
Aanpassing van de gevoeligheid van een zintuig bij een aanhoudende prikkelsterkte
Ontstaat bij dagelijkse blootstelling aan een prikkel. Bijv. kleding dragen, winterjas.
De zintuigcellen geven de prikkel nog wel door maar worden steeds minder gevoelig voor de prikkel, de impulsfrequentie neemt af.
Ook de hersenen reageren niet meer altijd op de impulsen
Donkeradaptatie: licht naar donkere kamer
Slide 26 - Slide
Impulsfrequentie
Slide 27 - Slide
Maak opdracht 1 t/m 4
Slide 28 - Slide
Afsluiter B1 (deel 1)
6.1.1 Je kunt de werking van zintuigen in relatie met het zenuwstelsel beschrijven.
6.1.2 Je kunt de reactie van een zintuig op een adequate prikkel beschrijven.
Slide 29 - Slide
Bij wie hebben de reukzintuigcellen de laagste prikkeldrempel voor geur?
A
Hond
B
Mens
Slide 30 - Quiz
Match de adequate prikkel met het juiste zintuig
druk
zwaarte-
kracht
smaak-
stof
licht
lichte
aanraking
drukzintuig
gezichts-
zintuig
evenwichts-
zintuig
smaakzintuig
tastzintuig
Slide 31 - Drag question
Zet in de juiste volgorde:
1
2
3
4
5
6
Prikkel
Receptor
Impuls
Hersenen
Impuls
Effector
Slide 32 - Drag question
Een sterkere prikkel leidt tot
A
verhoging impulssterkte
B
verhoging impulsfrequentie
C
antwoord A en B beide
Slide 33 - Quiz
We kunnen harde en zachte geluiden van dezelfde toonhoogte van elkaar onderscheiden. Dit zou kunnen komen doordat
A
de geleidingssnelheid voor harde en zachte geluiden verschillend is
B
de impulsen van beide oren niet gelijktijdig de hersenen bereiken
C
de sterkte van de impulsen in de gehoorzenuwen kan variëren
D
de impulsfrequentie in de gehoorzenuwen kan variëren
Slide 34 - Quiz
Je springt in een zwembad met koud water. Na een tijdje voel je niet meer dat het koud is, hoe komt dit?
A
Dit komt door adaptatie, de impulsfrequentie neemt af
B
De prikkeldrempel wordt lager
C
De prikkeldrempel wordt hoger
D
A en C zijn beide juist
Slide 35 - Quiz
Is de prikkeldrempel bij gewenning hoger of lager geworden?
A
hoger
B
lager
Slide 36 - Quiz
Slide 37 - Video
Het oog
Wenkbrauw => vuil en zweet tegen houden
Traanklier => maakt traanvocht.
Traanvocht => houdt oog vochtig en schoon
Ooglid met wimpers => vuil tegen houdena
Pupil => licht doorlaten
Iris => hoeveelheid licht regelen
Oogwit => is harde oogvlies, geeft stevigheid
Traanbuis => traanvocht afvoeren
Slide 38 - Slide
Gezichtszintuig
Adequate prikkel => licht
zintuig => lichtzintuig
orgaan => het oog
Slide 39 - Slide
Bouw binnenkant oog
Vaatvlies: bevat veel bloedvaten; zorgt voor de voeding van een groot deel van het oog.
Iris (regenboogvlies): gekleurde deel (pigment) van het oog. Is een voortzetting van het vaatvlies.
Pupil: opening in de iris.
Ooglens: bolle lens achter de iris en de pupil.
Glasachtig lichaam: geleiachtige massa die het netvlies op zijn plaats houdt.
Netvlies: binnenste laag van de wand van een oog met lichtreceptoren.
Gele vlek: plaats in het centrum van het netvlies, bevat veel kegeltjes.
Blinde vlek: plaats in het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat en de doorgang is voor bloedvaten. Bevat geen lichtreceptoren.
Slide 40 - Slide
Huiswerk
Maak opdracht 5 t/m 13
Neem Context 'Gehoorimplantaat' door en maak
opdracht 14 en 15
Oefen de flitskaarten en sluit je leerdoelen af met Test Jezelf
Slide 41 - Slide
Afsluiter B1 (deel 2)
Leerdoel 3:
6.1.3 Je kunt de delen van het oog en hun functie beschrijven (zie BiNaS tabel 87C2).