week 13 en 14 25/11 en 26/11 en 2/12 en 3/12

week 13 25/11 en 26/11
Vooraf
  • lootjes trekken (afspraken over bedrag)
  • wintermarkt 17 december (2e ronde 20.30-21.45): gerechtjes, foute kersttruienavond
  • activiteiten wintermarkt: puzzels, kerstliedjes, kerstballen met wens, huisjes knutselen, sjoelen, oudhollandse spelletjes, kraam met warme chocomelk en kerstbrood.

1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

week 13 25/11 en 26/11
Vooraf
  • lootjes trekken (afspraken over bedrag)
  • wintermarkt 17 december (2e ronde 20.30-21.45): gerechtjes, foute kersttruienavond
  • activiteiten wintermarkt: puzzels, kerstliedjes, kerstballen met wens, huisjes knutselen, sjoelen, oudhollandse spelletjes, kraam met warme chocomelk en kerstbrood.

Slide 1 - Slide

H.17 Thuis
Doelen
praten over dagelijkse dingen
telefoneren
er/daar
zijn- aan het + infinitief
uitspraak: r - l

Slide 2 - Slide

17.1 tekst en 17.2 dialoog
opdracht 1: werk in tweetallen
Bedenk zelf vragen.

Slide 3 - Slide

schrijven
Opdracht 2 blz. 239: een app sturen
Maak het gesprek compleet

Slide 4 - Slide

Schrijven en spreken
Opdracht 3a en 3b
Activiteiten beschrijven en zinnen afmaken

Slide 5 - Slide

Luisteren
Opdracht 4 blz. 240
Luister naar de telefoongesprekken en beantwoord de vragen

Slide 6 - Slide

spreken
Opdracht 5 blz. 243: Telefoongesprekken voeren

Slide 7 - Slide

grammatica: er / daar
Twee functies van er:
  1. de combinatie met een indefiniet subject
  2.  de vervanging van een plaatsaanduiding 
 -> 1: in dit geval is er noodzakelijk
->er als plaatsaanduiding is te vermijden

 

Slide 8 - Slide

Grammatica er/daar
Opdracht 6 en 7 maken

Slide 9 - Slide

Zijn- aan het + infinitief
Deze constructie gebruik je als je bezig bent met iets; het gaat hier altijd om een handeling die wat langer kan duren.
Voorbeeld: Ik ben aan het lezen 
 
Engelse woordgroep I am – ing.
 
Opdracht 8 maken

Slide 10 - Slide

Spreken
Een gesprek voeren
Werk in een groep van drie cursisten
 Ieder cursist krijgt vijf kaartjes (kopieerblad 32)
Wie is het eerst zijn kaartjes kwijt?

Slide 11 - Slide

Schrijven
Opdracht 10: Reageren op een mail

Slide 12 - Slide

Uitspraak: r - l
Opdracht 12: wat hoor je?
Opdracht 13: luister en herhaal

Slide 13 - Slide

Cultuur
Hoe gaat het in jouw land?
Hoe is dat in Nederland?

Slide 14 - Slide