Verkeer H3, les 3

• Verkeer
• Basisschool
• Groep 7

Wanneer loop je risico's in het verkeer?

1. Als je fietst op een fiets met nieuwe banden.
2. Als je je fietslicht aandoet wanneer dat niet nodig is.
3. Als je in het verkeer je mobiel gebruikt of met oortjes naar muziek luistert.

Waarover gaat deze les?

1. Over risico's in het verkeer.
2. Over paarden en andere bijzondere weggebruikers.
3. Over oversteken op een kruispunt.

Lees dit goed voordat je de opdrachten gaat maken.

Kijk hoe Anne de bocht neemt. Wat kan er gebeuren bij de blauwe auto?

Kijk hoe Anne de bocht neemt. Wat kan er gebeuren bij de oranje auto?

Het risico wat Anne hier neemt is:

1. Heel klein
2. Klein
3. Groot
4. Heel groot

Welke risico's neem jij zelf weleens?
Je kunt er meerdere kiezen.

1. Ik steek wel eens vlak voor iemand over.
2. Ik rijd wel eens door het oranje of rode licht.
3. Ik kijk wel eens op mijn mobiel tijdens het fietsen.

Lees dit eerst goed voor je de opdrachten gaat maken.

Waarom staat hier een stop bord?

1. Als je stopt heb je meer tijd om te kijken of er verkeer aan komt.
2. Als je stopt kan het andere verkeer jou goed zien.
3. Als je stopt, houden auto's beter rekening met jou.

Wat moet Raoul doen?

1. Heel hard doorfietsen.
2. Stoppen en kijken.
3. Langzaam fietsen en om de hoeken kijken.
4. Afstappen en lopen.

Vergelijk de twee kruispunten.
Bij dit kruispunt geeft het bord aan: gevaarlijk kruispunt.

1. Kruispunt A
2. Kruispunt B

Vergelijk de twee kruispunten.
Bij dit kruispunt geeft het bord aan: voorrangskruispunt.

1. Kruispunt A
2. Kruispunt B

Vergelijk de twee kruispunten.
Bij dit kruispunt maakt onoverzichtelijkheid het lastig.

1. Kruispunt A
2. Kruispunt B

Vergelijk de twee kruispunten.
Bij dit kruispunt maakt druk verkeer het lastig.

1. Kruispunt A
2. Kruispunt B

Vergelijk de twee kruispunten.
Bij dit kruispunt moet wachten tot niemand meer van links of rechts komt rijden.

1. Kruispunt A
2. Kruispunt B

Vergelijk de twee kruispunten.
Bij dit kruispunt kun je langzaam doorfietsen en goed de zijstraten in kijken.

1. Kruispunt A
2. Kruispunt B

Vergelijk de twee kruispunten.
Bij dit kruispunt kun je misschien beter lopend naar de overkant gaan.

1. Kruispunt A
2. Kruispunt B

Lees dit eerst goed voor je de opdrachten gaat maken.

Kan Morris hier veilig inhalen?

1. Ja
2. Nee

Leg je antwoord uit.

Inhalen kan veilig. Er kan hier geen tegenligger komen.

Inhalen kan niet veilig. Je kunt niet zien of er een tegenligger aan komt. 

Inhalen kan niet veilig. Er komt een tegenligger aan.

Lees dit goed voordat je de opdrachten gaat maken.

Een paard op de weg. Hoe kan de fietser het beste reageren?
Hij moet ruim om de ruiter heen rijden.

1. Waar
2. Niet waar

Een paard op de weg. Hoe kan de fietser het beste reageren?
Hij moet geen onnodig lawaai maken.

1. Waar
2. Niet waar

Een paard op de weg. Hoe kan de fietser het beste reageren?
Hij moet roepen om de ruiter te waarschuwen.

1. Waar
2. Niet waar

Een paard op de weg. Hoe kan de fietser het beste reageren?
Hij moet een andere weg nemen.

1. Waar
2. Niet waar

Heb je zelf wel eens iets onverwachts meegemaakt? Welk risico liep je en hoe heb je het opgelost?

Ik weet nu de woorden: (de bocht) afsnijden, de onoverzichtelijkheid, het stopbord, de inhaalactie, de (bijzondere) weggebruiker.

😒🙁😐🙂😃

Ik weet nu welke risico's je loopt in het verkeer en welke risico's je beter kunt vermijden.

😒🙁😐🙂😃