Trappen van vergelijking (nt2) les 21 vrijdag 9 mei les 1 en 2

Trappen van vergelijking
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NT2Speciaal OnderwijsLeerroute 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Trappen van vergelijking

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Weet je nog?
+er
+st

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Weet je nog?
Pim is snel. 
Ahmed is nog sneller.
Sofia is het snelst. 

Voorbeeld
Een kat is mooi.
Een hond is nog ...
Een paard is het ...

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Uitzonderingen
goed - beter - best
veel - meer - meest
weinig - minder - minst
graag - liever - het liefst

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Let op    ALS  /   DAN
    Zijn dingen hetzelfde   Dan gebruik je  (net zo...even) als.    
    Hij is net zo groot als ik.                =  bij een adjectif/ bijvoeglijk nw
    Hij is niet zo groot als ik. 
    Hij is even groot als ik. 

  Zijn dingen verschillend? Dan je gebruik je dan.
  Hij is groter dan ik. 
  Het blauwe potlood is langer dan het oranje potlood.                    



Slide 6 - Slide

telefoon pakken

Welk woord is weg?
dun - dunner - ...
A
dun
B
dunner
C
dunst
D
dunnest

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord is weg?
... - groter - grootst
A
groot
B
grot
C
groots
D
grotere

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord is weg?
bang - ...-bangst
A
bange
B
banger
C
bangere
D
bangste

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord is weg?
... - kleiner - kleinst
A
klein
B
kleiner
C
kleinst
D
kleinste

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Vul in:
De sport auto is het ...
A
mooi
B
mooier
C
mooist

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Vul in:
Ik vind jouw broek ...
A
leuk
B
leuker
C
leukst

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Vul in:
lelijk - ... - lelijkst

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Gebruik: 'mooi'
Jouw horloge is veel ...... ...... mijn horloge.

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Gebruik: 'stom'
Dit T-shirt is het ...

Slide 15 - Open question

This item has no instructions