H5 TV Trappen van vergelijking

WELKOM
Telefoon in de koffer. 
Jas aan de kapstok. Op tafel: Laptop en leesboek. 
LAPTOP DICHT!
timer
5:00
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

WELKOM
Telefoon in de koffer. 
Jas aan de kapstok. Op tafel: Laptop en leesboek. 
LAPTOP DICHT!
timer
5:00

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Starten met stil lezen
  • Praten over je boek
  • Korte instructie
  • Zelfstandig werken
  • Evaluatie

Slide 2 - Slide

timer
8:00

Slide 3 - Slide

Praten over jouw boek.

Slide 4 - Slide

Aan het eind van de les kun je trappen van vergelijking gebruiken in combinatie met als en dan

Slide 5 - Slide

Instructie
Vergelijken.

Als je twee dingen met elkaar wilt vergelijken, dan gebruik je vaak de trappen van vergelijking en de woordjes als en dan.

Slide 6 - Slide

Instructie
De trappen van vergelijking
Er zijn drie trappen: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap. Meestal zet je in de vergrotende trap -er achter het woord en in de overtreffende trap -st achter het woord. Soms verandert het woord helemaal.

Lang - langer - langst. 

Slide 7 - Slide

de stellende trap      de vergrotende trap      de overtreffende                                                                                         trap

Samir is aardig.           Marco is aardiger.             Asli is het aardigst.

Lolly's zijn lekker.       Chocolade is lekkerder.   Chips zijn het lekkerst.

Ik eet graag patat.      Roos eet liever pizza.       Bob eet het liefst ijs.
 












let op: Graag - liever - liefst. 

Slide 8 - Slide

Instructie -  Als of dan?
Na de stellende trap gebruik je het woordje als. Vaak gebruik je ook de woorden even of (net) zo. Bijvoorbeeld:
– Mijn moeder kan net zo snel fietsen als ik.
Na de vergrotende trap gebruik je het woordje dan. Bijvoorbeeld:
– Mijn vader kan sneller fietsen dan ik.

Slide 9 - Slide

Instructie




Dus: 
Bij een stellende trap: ALS
Bij vergrotende trap: DAN

Slide 10 - Slide

Toepassen
Dik
nat
mager
Goed
stellende trap
vergrotende trap
overtreffende trap

Slide 11 - Slide

stellende trap
vergrotende trap
overtreffende trap
Dik
dikker
dikst
nat
natter 
natst
mager
magerder
magerst
goed
beter
best

Slide 12 - Slide

TOEPASSEN
Elke is net zo goed in Nederlands als/dan ik.  (stellende trap)

De tas van Jasmijn is veel groter als/dan die van mij. (vergrotende trap)

Het gras bij de buren is altijd groener als/dan bij ons. 

Slide 13 - Slide

Zelfstandig werken.
timer
20:00
H5 -Taalverzorging -  vergelijken - opdracht 1, 2 en 3.      (4 t/m 9)

Slide 14 - Slide

Evaluatie


Jouw koffie is veel warmer  als die van mij.
Het weer wordt nog veel slechter dan nu.
Nederlands toetsen zijn het moeilijkste.
We kunnen tegenwoordig weiniger schrijven als vroeger. 
Jij hebt een hoger cijfer dan ik. 
Ik vind fietsen naar school leuker als met de bus. 
Zwemmen is leuker dan leren. 

Slide 15 - Slide