Semester 3 - Les 1 Lezen en luisteren

Programma Lezen & Luisteren 
  • Uitleg Examenonderdeel Lezen en luisteren
  • Uitleg theorie tekstsoorten en tekstdoelen
  • Leerroutes > Bouwstenen > 2F > 01 Tekstsoorten >  Lezen en luisteren 
  • Creatieve werkvormen
  • Lesafsluiting: wat weet ik nog over tekstsoorten en tekstdoelen?

1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Programma Lezen & Luisteren 
  • Uitleg Examenonderdeel Lezen en luisteren
  • Uitleg theorie tekstsoorten en tekstdoelen
  • Leerroutes > Bouwstenen > 2F > 01 Tekstsoorten >  Lezen en luisteren 
  • Creatieve werkvormen
  • Lesafsluiting: wat weet ik nog over tekstsoorten en tekstdoelen?

Slide 1 - Slide

Lezen en luisteren examen 



  in november  2024
&

Slide 2 - Slide

MBO Examen 3F

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Ik kan per tekst aangeven wat voor soort tekst (tekstsoort) het is en welk tekstdoel daarbij past. 

Ik kan de manier waarop ik lees of kijk (lees- en luisterstrategieën) aanpassen aan mijn doel. 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Tekstsoorten: wat voor soort tekst is het?
Informatieve teksten
De schrijver of spreker geeft informatie over een bepaald onderwerp. De tekst is neutraal.  De bedoeling is informeren.

 Voorbeelden: journaal, uiteenzetting van een docent, nieuwsbericht, nieuwsbrief, schoolboek, woordenboek.





Slide 6 - Slide

Tekstsoorten: wat voor soort tekst is het?
Betogende teksten
De schrijver of spreker geeft zijn mening over een bepaald onderwerp. Hij wil dat de lezer of luisteraar het met hem eens wordt. De bedoeling is overtuigen. Daarvoor geeft hij argumenten. Soms wil hij dat de lezer of luisteraar overgaat tot actie, bijvoorbeeld om iets te kopen. 

Voorbeelden: recensie, advertentie, blog, column, betoog, productpresentatie.




Slide 7 - Slide

Tekstsoorten: wat voor soort tekst is het?
Instructieve teksten
De schrijver of spreker legt uit hoe je iets moet doen. De bedoeling is dat je een handeling goed uitvoert. Je krijgt geen mening gepresenteerd. In een geschreven tekst vind je vaak symbolen en je leest of hoort zinnen in de gebiedende wijs. 

Voorbeelden: recept, gebruiksaanwijzing, handleiding, instructie.



Slide 8 - Slide

Tekstsoorten en tekstdoel
Een nieuwsbericht of schoolboek = informatieve tekst
De schrijver of spreker geeft informatie over een bepaald onderwerp. Tekstdoel is informeren. 

Een recensie, betoog of advertentie =betogende tekst
Tekstdoel is overtuigen of activeren. 
 
Een gebruiksaanwijzing, instructie of recept = instructieve tekst
De schrijver of spreker legt uit hoe je iets moet doen.  Tekstdoel is instrueren/uitleggen



Slide 9 - Slide

Wat is een betogende tekst?
A
een tekst die je wil overhalen
B
een tekst die je wil overtuigen
C
een tekst die je wil informeren
D
een tekst die je wil amuseren

Slide 10 - Quiz

Geef een voorbeeld van een betogende tekst.
A
Een nieuwsbericht.
B
Een uitnodiging voor een feestje.
C
Een recept.
D
Een recensie van een boek.

Slide 11 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van instructieve teksten?
A
recept, handleiding, gebruiksaanwijzing
B
teksten met inleiding, kern en slot
C
brochure, folder, gids

Slide 12 - Quiz

Lees- en luisterstrategieën

Je kan op verschillende manieren lezen of luisteren. Pas je strategie aan op je doel. 
Verkennend lezen: Als je wilt weten om wat voor tekstsoort het gaat en wat het doel van de tekst is, lees je verkennend. 

Globaal lezen of luisteren: Als je wilt weten wat het belangrijkste is, lees of luister je globaal. Je let dan op de grote lijn, op de hoofdzaken.

Gericht lezen of luisteren: Als je een antwoord wilt hebben op een specifieke vraag, lees of luister je heel gericht. 

Intensief lezen of luisteren: Als alle informatie belangrijk voor jou is, lees of luister je intensief. 




Slide 13 - Slide

Omgaan met onbekende woorden "Woordraadstrategieën"

Je komt soms woorden tegen die je niet kent. Vaak is het niet nodig precies te weten wat een woord betekent. Je kunt er op verschillende manieren mee omgaan.

Doorlezen of doorluisteren
Wanneer je een onbekend woord tegenkomt, stop dan niet. Lees bij een geschreven tekst dan even door. Misschien kun je de tekst prima volgen zonder dat je precies de betekenis van het woord kent. Datzelfde geldt als je een onbekend woord hoort. Ook dan helpt het vaak om even geduld te hebben.




Slide 14 - Slide

Omgaan met onbekende woorden "Woordraadstrategieën"

Je komt soms woorden tegen die je niet kent. Vaak is het niet nodig precies te weten wat een woord betekent. Je kunt er op verschillende manieren mee omgaan.

Gebruikmaken van de context
A) Kijk naar de omliggende tekst. Dan wordt de betekenis vaak al wat duidelijker. 
B) Het onderwerp van de tekst en de zinnen rond het onbekende woord kunnen aanwijzingen geven over de betekenis. 
C) Soms wordt het onbekende woord juist gevolgd door het tegenovergestelde.  
D) Je kunt ook op zoek gaan naar een ander woord voor het moeilijke woord. 


Slide 15 - Slide

Zelfstandig werken 
Maken: Leerroutes > Bouwstenen > 2F > 1 Tekstsoorten > Lezen en luisteren 
Tijd: 40 minuten 
Hoe: zelfstandig, oortjes mag, zorg wel dat het geluid zacht staat.  
Telefoon is niet op tafel, maar in de tas / jas.
Hulp nodig: Lees de theorie nog een keer door (pagina 1)
Resultaat: einde van de les moeten de opdrachten klaar zijn en een voldoende score (=groen vinkje--> anders reset). 
Eerder klaar? werk verder en ga naar 2 Onderwerp en hoofdgedachte

Slide 16 - Slide

Instructie opvolgen
Pak een pen en volg de instructie op. 
Wie is het snelste klaar? 

Slide 17 - Slide

Creatieve werkvorm
Hoe goed kan jij luisteren en de instructie opvolgen? 

Nodig: pen en papier. 

https://www.werkvormen.info/werkvorm/observeren-en-instrueren/

Slide 18 - Slide

Lesafsluiting: Wat weet ik nog? 
Welke drie tekstsoorten zijn er? 
Geef van ieder tekstsoort een voorbeeld van een tekst
Benoem bij ieder tekstsoort het bijbehorende tekstdoel

Slide 19 - Slide

Programma Lezen & Luisteren 2
Terugblik op tekstsoorten en bijbehorende tekstdoelen

Uitleg theorie onderwerp en hoofdgedachte

Leerroutes > Bouwstenen > 2F > 02 Onderwerp en hoofdgedachte >  Lezen en luisteren 

Creatieve opdracht: kerstquiz 



Slide 20 - Slide

Leerdoel 
Ik kan het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst of fragment verwoorden. 

Slide 21 - Slide

Theorie: Onderwerp en hoofdgedachte

Onderwerp: Het onderwerp beschrijft in een paar woorden waar de gehele geschreven of gesproken tekst over gaat. 
Bijv: "De griepgolf"

Hoofdgedachte: De hoofdgedachte beschrijft in één zin het belangrijkste wat over het onderwerp wordt verteld.  
Bijv: “Griepgolf duurt al twaalf weken”.

Slide 22 - Slide

Omgaan met onbekende woorden: woordraadstrategieën
Je komt soms woorden tegen die je niet kent.  4 Woordraadstrategieën:

1. Doorlezen of doorluisteren
2. Gebruik maken van de context
3. Woorddelen herkennen
Vaak zijn moeilijkere woorden opgebouwd uit (delen van) andere woorden. Daarvan ken je de betekenis vaak wèl.  Bijvoorbeeld het woord factuuradres bestaat uit factuur en adres. Het gaat dus om een adres waar een factuur naartoe moet worden gestuurd. 
4. Opzoeken in het woordenboek of op internet


Slide 23 - Slide

Welke onbekende woorden kom jij tegen? 
Vorige week ben je begonnen met het bijhouden van "een moeilijke woordenlijst". Welke moeilijke woorden ben jij tegengekomen? Wat betekenen de woorden? 

Verzamel ook vandaag weer minimaal 5 onbekende woorden en zorg dat je de betekenis van het woord achterhaald. Gebruik 1 van de 4 woordraadstrategieën. 

Slide 24 - Slide

Zelfstandig werken
Maken: Leerroutes > Bouwstenen > 2F > 1 Tekstsoorten > Lezen en luisteren 
Tijd: 40 minuten 
Hoe: zelfstandig, oortjes mag, zorg wel dat het geluid zacht staat. 
Hulp nodig: Lees de theorie nog een keer door (pagina 1). 
Resultaat: einde van de les moeten de opdrachten klaar zijn en een voldoende score. 
Eerder klaar: werk verder en ga naar 2 onderwerp en hoofdgedachte

Slide 25 - Slide

Programma Lezen & Luisteren 2
Terugblik op tekstsoorten en bijbehorende tekstdoelen

Uitleg theorie onderwerp en hoofdgedachte

Leerroutes > Bouwstenen > 2F > 02 Onderwerp en hoofdgedachte >  Lezen en luisteren 

Videofragmenten  + vragen over  "100 dagen in de vergeten wijk"

Lesafsluiting: wat weet ik nog over tekstsoorten en tekstdoelen?

Slide 26 - Slide

100 dagen in de vergeten wijk
Hoe groot is het sociale vangnet van Nederland? In de vijfdelige serie '100 dagen in de vergeten wijk' onderzoeken Tim den Besten en Nicolaas Veul hoe bewoners zich redden in de wijk Laak in Den Haag. Laak is een van de buurten die hoog scoren in lijstjes over eenzaamheid, armoede, woningnood en racisme. 

Laak wordt een achterstandswijk of probleemwijk genoemd, maar de bewonerscommissies hebben het liever over een ‘vergeten wijk’. Hoewel Laak op steenworp afstand ligt van zowel het stadsbestuur als het Binnenhof hebben bewoners niet het gevoel dat er echt naar hun problemen geluisterd wordt.

Om inzicht te krijgen in het leven in Laak, gaan Tim en Nicolaas er 100 dagen wonen en werken. Als stagiairs sociaal werk worden ze geconfronteerd met de vele problemen in de wijk en met hun eigen maatschappelijke betrokkenheid.



Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Fragment met kijkvragen
#1  44:44 tot 48:10 - vervolg laten we zo ook zien. 

Kijk- en luistervragen: 
1.  Waarom is de  vrouw naar Nederland gekomen? 
2. Waarom slapen ze op de grond? 
3. Mevrouw zegt, ik zie dat je wanhopig bent. Waarom is ze wanhopig? 
4. Waar gaan ze maandag naartoe om informatie te vragen? 



https://npo.nl/start/serie/100-dagen-in-de-vergeten-wijk/seizoen-1/100-dagen-in-de-vergeten-wijk/afspelen

Slide 29 - Slide

Fragmenten met kijkvragen
Vervolg:  #2 -> 39:31 - 41:42 en 44:48 - 47:00

Kijk- en luistervragen: 
1. Wat is de reactie van Andrea? 
2. Wat zou Andrea wensen? 
3. Nicolaas en de sociaal werker proberen niet te oordelen. Toch kan je aan hun lichaamstaal wel zien wat ze denken. Waaraan kan je dat zien?  
4. Hoe proberen ze mevrouw gerust te stellen? 

Slide 30 - Slide

Fragment + kijkvragen
#2, 6e minuut. 

Kijk- en luistervragen: 
1. Nicolaas en Tim zitten aan tafel en bespreken hun ervaringen na de eerste stageweek. Ze beleven de stage heel anders. Omschrijf het contrast. 
2. Nicolaas zegt: "Ik weet eigenlijk nog niet zo goed wat mijn rol is. Ik heb geen idee".  Waar komt zijn gevoel vandaan? 
3. Wat denk jij? Wat is jouw rol als sociaal werker?

4. Wat is het onderwerp van dit fragment? 
5. Wat is de hoofdgedachte van dit fragment? 


Slide 31 - Slide