Les 33 (14-03)

Cours du 14 mars
1 / 10
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Cours du 14 mars

Slide 1 - Slide

Programme
Lesdoelen
Presentie
Nakijken
- Werkblad venir + oefening 32.
Herhalen
- Le passé composé de 'venir'
Au travail
Afsluiting
Devoirs

Slide 2 - Slide

Nakijken.
Venir présent en schrijfopdracht 32.

Werk in tweetallen, wissel jullie reviews uit. Ga elkaars review eens beoordelen op de volgende punten:
- Voldoet het aan de 30 woorden.
- Zijn er woorden uit de woordenlijst gebruikt.
- Zit het werkwoord 'venir' er tenminste 1x in? 
- Komen er zinnen voor uit de Phrases Clés C en G?

Hierna gaan we eens een aantal schrijfopdrachten bekijken. 

Slide 3 - Slide

Paragraphe H
Venir présent (passé composé)
Om de p.c te maken van venir, gebruik je net als in het Nederlands het werkwoord 'zijn'.  
être
  • Je suis                  Ik ben
  • Tu es                    Jij bent
  • Il/elle est              Hij/zij is
  • On est                  Wij zijn
  • Nous sommes    Wij zijn
  • Vous êtes             Jullie zijn/ u bent
  • Ils/elles sont        Zij zijn

Voltooid deelwoord 'venir' > venu. 

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les... 

...weet je hoe de passé composé van 'venir' samengaat met de être regel.

...kun je een review over een restaurant schrijven.


 



Slide 5 - Slide

Paragraphe H
Venir présent (passé composé)
Let op! 
Soms komt er een extra '-e' (of -s, of -es) achter venu. Dit hangt af van het onderwerp:
  • Wanneer het onderwerp  vrouwelijk enkelvoud is, krijg je de extra letter -e erbij. 
  • Is het onderwerp meervoud mannelijk (ils) dan een extra -s.
  • Een -es wanneer het vrouwelijk meervoud is (elles). 

Bij de volgende onderwerpen krijg je ook een extra letter:
  • -e bij Je en Tu. Alleen als er duidelijk een vrouwelijke naam of vrouwelijk znw staat.
  • -s bij Nous en Vous. 
  • -es bij Nous en Vous. Alleen als er duidelijk een vrouwelijke naam of vrouwelijk znw is.

Slide 6 - Slide

Paragraphe H
Venir présent (passé composé)
Voorbeelden:

> Il est venu à vélo
> Elle est venue à vélo.
> Sophie, tu es venue chez ce restaurant?
> Myriam, tu es venue comment?                  
> Je suis venue à vélo.                                     

Slide 7 - Slide

Paragraphe H
Venir présent (passé composé)
Au travail.

Jullie gaan nu aan de slag met 

Slide 8 - Slide

Au travail!
Maak de volgende oefeningen:
- werkblad 'venir' 
- schrijfopdracht 

Klaar? laat je opdrachten nakijken en pak dan je telefoon voor
studieGo of slim stampen.
timer
10:00

Slide 9 - Slide

Les devoirs
Leerwerk:
Voor luistertoets > woordjes H3.

Slide 10 - Slide