HV1 les 2 H7 tijden NIET BEHANDELD

Vandaag
10 minuten lezen
werkwoorden

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Vandaag
10 minuten lezen
werkwoorden

Slide 1 - Slide

Stil lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Je leert hoe je werkwoordsvormen herkent in een zin. 

Slide 3 - Slide

Herhaling vorige les
We hebben woordsoorten besproken.  

Slide 4 - Slide

Huiswerk nakijken
H6 alle opdrachten




    Slide 5 - Slide

    De tijden
    Werkwoordsvormen geven de tijd van de zin aan.

    Slide 6 - Slide

    schema

    Slide 7 - Slide

    Onvoltooid tegenwoordige tijd OTT
    Staat een werkwoord in de onvoltooid tegenwoordige tijd? Dan wordt er een activiteit of toestand uitgedrukt die nog bezig is of op korte termijn plaatsvindt

    Voorbeelden:
    Noor eet popcorn tijdens de film.
    Maaike drukt op de rode knop.
    Vandaag ben ik jarig.

    Slide 8 - Slide

    Onvoltooid verleden tijd OVT
    Naast de onvoltooid tegenwoordige tijd kan een werkwoord ook in de onvoltooid verleden tijd staan. Wanneer een werkwoord in deze tijd staat, wordt er een activiteit in het verleden mee uitgedrukt. 

    Voorbeelden:
    Mehmet las een goed boek tijdens zijn vakantie.
    Hij werkte in de horeca. 
    Evelien schreef iets op een briefje.

    Slide 9 - Slide

    Voltooid tegenwoordige tijd VTT
    Als een werkwoord in de voltooid tegenwoordige tijd staat, betekent dit dat de activiteit die ermee uitgedrukt wordt al is afgerond. Deze tijd kenmerkt zich doordat er altijd een voltooid deelwoord in de zin staat. Het voltooid deelwoord wordt eigenlijk altijd verzegeld door een hulpwerkwoord (hebben, zijn, worden). Bij de VTT staat het hulpwerkwoord in de tegenwoordige tijd.

    Voorbeelden:
    Hij heeft vanochtend hard gewerkt
    Mick is geholpen door de dokter. 
    Ik ben niet naar het feest gegaan

    Slide 10 - Slide

    Voltooid verleden tijd VVT
    Net als voor de voltooid tegenwoordige tijd geldt ook voor de voltooid verleden tijd dat de activiteit al heeft plaatsgevonden. Bovendien staat er ook altijd een voltooid deelwoord in combinatie met een hulpwerkwoord in de zin. Het belangrijkste verschil met de voltooid tegenwoordige tijd is dat het hulpwerkwoord bij de voltooid verleden tijd in de verleden tijd staat. 

    Voorbeelden:
    Bas had nog nooit carnaval gevierd
    Hij was hard op zijn knie gevallen
    Froukje en Tom hadden veel gelachen samen.  

    Slide 11 - Slide

    Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd OTTT
    Werkwoorden die in de onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd staan, drukken een handeling uit die in de toekomst plaatsvindt. Je herkent zinnen die in deze tijd staan aan het gebruik van (een vorm van) het hulpwerkwoord ‘zullen’. In de onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd staat de werkwoordsvorm van ‘zullen’ altijd in de tegenwoordige tijd

    Voorbeelden:
    Sanne zal de cadeautjes voor de kinderen kopen. 
    Ik zal mijn werk op tijd klaar hebben vanavond.
    Olivier en Felix zullen het probleem samen wel oplossen. 

    Slide 12 - Slide

    Onvoltooid verleden toekomende tijd OVTT
    Staat een zin in de onvoltooid verleden toekomende tijd? Dan wordt er een handeling uitgedrukt die vanuit het verleden in de toekomst plaatsvindt. Net als bij de bovenstaande twee werkwoordstijden geldt ook hier weer dat het hulpwerkwoord ‘zullen’ in de zin staat. Omdat het hier om de verleden tijd gaat, wordt ook de verleden tijd van dit hulpwerkwoord gebruikt. 

    Voorbeelden:
    Ik zou graag iets willen bestellen.
    Inge zou hem vandaag bellen.
    Zij zouden met de trein reizen.

    Slide 13 - Slide

    Voltooid tegenwoordige toekomende tijd VTTT
    Als een zin in de voltooid tegenwoordige toekomende tijd staat, draait het om een handeling die in de toekomst voltooid zal zijn. Omdat het hier om de voltooide tijd gaat, staat er altijd een voltooid deelwoord in de zin. De vorm van het hulpwerkwoord ‘zullen’ staat bij de voltooid tegenwoordige toekomende tijd altijd in de tegenwoordige tijd

    Voorbeelden:
    De musical zal aan het eind van het schooljaar opgevoerd worden. 
    Na het toernooi zullen de prijzen uitgereikt worden.
    Hij zal wel heel veel geoefend hebben. 

    Slide 14 - Slide

    Stappenplan: bepaal de tijd van de zin
    1. Staat er een vorm van hebben of zijn als hulpwerkwoord in de zin? 
    ja: v (voltooid) of nee: o (onvoltooid)
    2. Staat de persoonsvorm in de t (tegenwoordige) of v (verleden tijd)?
    3. Staat er een vorm van zullen in de zin? 
    ja: t (toekomende tijd) of nee: -
    4. Zet bij het laatste streepje een t van tijd. 

    1. volt./onvolt.                 2. tegenw./verl.tijd                  3. toekomende          4. tijd
                 -                                      -                                                -                            -                         -

    Slide 15 - Slide

    Slide 16 - Slide

    zouden

    Slide 17 - Slide

    Slide 18 - Slide

    Aan de slag
    Maken H7 opdr. 2 en 3
    • Ga aan de slag met het maken van de opdrachten. 
    • Je mag overleggen met je buur, maar doe dit zachtjes. 

    Ben je klaar?
    Haal dan bij de docent oefenbladen op.

    Slide 19 - Slide

    Volgende les
    H7 werkwoordsvormen deel 2: lijdende en bedrijvende zinnen

    Slide 20 - Slide

    Zijn voor jou de lesdoelen behaald
    Ik kan uitleggen wat zelfstandige naamwoorden, lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden zijn. 

    Slide 21 - Slide