Ch.1, gramm H verbes -re pr+pc havo3 2223

Regelmatige ww op -re 
Je kent al regelmatige ww op -er. Dit is een nieuwe groep ww.
Bijvoorbeeld:
vendre (= verkopen)
rendre (= teruggeven)
répondre (= antwoorden)
attendre (= wachten)
entendre (=horen)
1 / 11
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Regelmatige ww op -re 
Je kent al regelmatige ww op -er. Dit is een nieuwe groep ww.
Bijvoorbeeld:
vendre (= verkopen)
rendre (= teruggeven)
répondre (= antwoorden)
attendre (= wachten)
entendre (=horen)

Slide 1 - Slide

Combine les verbes!
attendre
entendre
perdre
rendre
répondre
vendre
antwoorden
horen
teruggeven
verliezen
verkopen
wachten

Slide 2 - Drag question

Regelmatige ww op -re (2)
VENDRE (= verkopen)   - Présent = tegenwoordige tijd                         Je vends
Tu vends
Il/elle/on vend
Nous vendons
Vous vendez
Ils/elles vendent
Attention! Twee regels:
1) STAM = hele ww - RE
2) STAM+ UITGANG

Slide 3 - Slide

Kies de goede vorm van het ww.
Tu (vendre, présent) ta maison.
A
vends
B
vend
C
vendons
D
vendez

Slide 4 - Quiz

Kies de goede vorm van het ww.
Paul (attendre, présent) ses parents.
A
attends
B
attend
C
attendons
D
attendent

Slide 5 - Quiz

Kies de goede vorm van het ww.
Vous (répondre, présent) au mail.
A
réponds
B
réponds
C
répondons
D
répondez

Slide 6 - Quiz

Kies de goede vorm van het ww.
Les enfants (perdre, présent) le match.
A
perds
B
perd
C
perdez
D
perdent

Slide 7 - Quiz

Regelmatige ww op -re (3)
VENDRE (= verkopen)   - Passé composé = voltooid verleden tijd

J'ai vendu                             Ik heb verkocht
Elle a répondu                    Zij heeft geantwoord
Nous avons attendu        Wij hebben gewacht

Wat gebeurt er hierboven? Wat is de regel ook alweer?

Slide 8 - Slide

Zet in de juiste vorm.
Tu (répondre, passé composé)

Slide 9 - Open question

Zet in de juiste vorm.
Max (rendre, passé composé) le livre.

Slide 10 - Open question

Zet in de juiste vorm.
Vous (perdre, passé composé).

Slide 11 - Open question