2.1: feesten en gewoontes

Dinsdag 20 mei 


2.1: feesten en gewoontes
Kleding kopen in een winkel + 
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Dinsdag 20 mei 


2.1: feesten en gewoontes
Kleding kopen in een winkel + 

Slide 1 - Slide

Programma vandaag 
-Nederlandse feesten
- Dictee blauwe woorden 2.1 
-uitspraak woorden 2.1
-iets kopen in een winkel

Slide 2 - Slide

Welke feesten worden er in Nederland gevierd? daarna: opdracht 1.

Slide 3 - Mind map

Wie is dit?

Slide 4 - Open question

Welke feest is dit?

Slide 5 - Open question

Waar komt het woord 'cadeau' vandaan?
A
Het komt uit het Engels
B
Het komt uit het Frans
C
Het is een oud Nederlands woord
D
Weet ik niet

Slide 6 - Quiz

Welk feest is dit?

Slide 7 - Open question

Wat is dit?
de............
.

Slide 8 - Open question

Sneeuw
ijs
Wat is het ........tussen sneeuw en ijs?

Slide 9 - Slide

Welk woord is weg?
'Wat is het ......tussen sneeuw en ijs?

Slide 10 - Open question

Welk woord is weg?
Niet alle mensen zijn goed, maar de .....
mensen zijn wel goed.

Slide 11 - Open question

meest(e)
  • het grootste aantal
  • veel - meer - meest(e)
  • Zin: Ik heb veel geld. (100 euro) Mijn collega heeft meer geld (1000 euro), maar de directeur heeft het meeste geld! (10.000 euro)

Slide 12 - Slide

Welk woord is weg?
Het is zondag vandaag, jullie..........niet naar school.

Slide 13 - Open question

Wat is dit?
de.............

Slide 14 - Open question

Wat is dit?
het........

Slide 15 - Open question

Welk woord is weg?
Ik draag een rood t-shirt en zij draagt een rood t-shirt. Wij dragen.................

Slide 16 - Open question

Uitspraak
Lees hardop in duo's:
-2 stukjes tekst over feesten.

Slide 17 - Slide

Uitspraak blauwe woorden
-lettergreep
-klemtoon

Slide 18 - Slide

Waar ligt de klemtoon? 
-maak opdracht 6 
-daarna: samen bespreken 

Slide 19 - Slide

Kennis Nederlandse feestdagen
- je hebt thuis de tekst van 2.1 gelezen.
-maak nu de quiz,

Slide 20 - Slide

Schrijven: gatentekst
Maak nu in duo's de volgende opdracht. 

Slide 21 - Slide

Spreken: iets kopen in een winkel 

voorbereiding voor 4.3 + herhaling vergrotende trap
Iets kopen in een winkel 

Slide 22 - Slide

Handout 
Binnenkring + buitenkring
  • ronde 1
  • ronde 2
  • ronde 3

Slide 23 - Slide

Rollenspel
1 iemand is de verkoper
1 is de klant
Zeg nu alle zinnen! 

Slide 24 - Slide

Ik vat de les samen
-je kent nu de woorden van 2.1
-je kent de Nederlandse feestdagen
-je kunt kleren kopen in een winkel

Slide 25 - Slide

De koning

Slide 26 - Slide

Pasen
Paas eieren eten

Slide 27 - Slide

Sneeuw
ijs
Verschil sneeuw en ijs

Slide 28 - Slide

Evaluatie
  • schrijf op je briefje:
  • Ik heb vandaag.......geleerd.
  • wie/wat--werkwoord--tijd--werkwoord! 

Slide 29 - Slide

Bedankt, ook namens Sinterklaas! 

Slide 30 - Slide