Unité 1 Grammaire 1 L'ADJECTIF

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

l'adjectif

de plaats

Het bijvoeglijk naamwoord staat in het Frans ACHTER het zelfstandig naamwoord ……….

Un chat gris                                                           les cours ennuyeux

Un bâtiment moderne                                      une fille marrante

maar.....

De volgende bijv.nw plaatsen we VOOR het zelfst.nw:

BON   BEAU   JOLI

HAUT   LONG   PETIT

JEUNE   GROS   GRAND

VIEUX   MAUVAIS   MÉCHANT

NOUVEAU   AUTRE   LARGE

PREMIER / DERNIER en alles wat ertussen zit (rangtelwoorden)

de vorm

Het bijvoeglijk naamwoord heeft verschillende uitgangen :

Mannelijk enkelvoud - geen uitgang

Vrouwelijk enkelvoud – E

Mannelijk meervoud – S

Vrouwelijk meervoud – ES

let op:

Als een mannelijk bvnw eindigt op een – e ( bv JEUNE) dan komt er voor de vrouwelijke vorm geen extra – e achter.

Als een mannelijk bvnw eindigt op een – X (bv heureux) dan verandert de X in SE voor de vrouwelijke vorm (heureuse)

Als een mannelijk bvnw eindigt op een – F (bv sportif) dan verandert de F in VE voor de vrouwelijke vorm (sportive)

zo ook:

Als een mannelijk bvnw eindigt op – ER (bv cher) dan verandert de ER in ÈRE voor de vrouwelijke vorm (chère)

Als een mannelijk bvnw eindigt op c (bv public) dan verandert c in que voor de vrouwelijke vorm (publique)

nouveau, beau en vieux 

nouveau, beau en vieux hebben een aparte mannelijke vorm wanneer het zelfstnw wat volgt begint met een klinker of stomme h:

Un bel arbre

Un nouvel ami

Un vieil hôtel

let op:

LET OP : deze vorm is alleen voor MANNELIJK EV !!!!

 une belle amie 

une nouvelle imprimante

une vieille école!!

verder :

 Er is een verdubbeling van de slotmedeklinker + e wanneer een bvnw eindigt op el/en/et/as/on/eil 

net - nette 

gras - grasse

 gros - grosse 

 gentil -gentille

 bijvnw met een onregelmatige vrouwelijke vorm:

long/longue  (lang)                            

frais/fraîche    (vers, fris)              

fou/folle     (gek)

sec/sèche    (droog)

doux/douce (zacht)

blanc /blanche (wit)

les adjectifs de couleur