2HVE: D - grammaire

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Aujourd'hui, 

c'est le...

Today's planning:

Programme d'aujourd'hui

• Correction les devoirs: B - Lire: exercise 10abc & 11 (page 26)
  
  

• Explication - Passé composé
  
  
• Les vacances

Les vacances (page 52)

• Je moet in het Frans kunnen vragen/vertellen:
• Of je een leuke vakantie hebt gehad.
• Wanneer: welk (seizoen) je op vakantie bent geweest
  Tu as été quand? - J'ai été en automne / en été (woorden F)
• Waar: welk land je hebt bezocht
• Met wie: familie, vrienden, etc.?
• Hoe het weer was.
  
  
• Wat: welke activiteiten heb je gedaan?
• Hoe: met welk voertuig?

Traduis les questions...

Comment vas-tu?

1

Tu as passé de bonnes vacances?

2

Avec qui?

4

Il a fait beau?

6

Tu as été où?

3

Tu as été quand?

5

Il a fait mauvais?

7

Moyen de transport

Vervoersmiddelen

en voiture

à pied

en train

à velo

en bus

Hoe gebruik je het? 

Ik ga met de bus 

Ik ga met de auto 

Ik ga te voet 
Ik ga op de fiets 

Ik ga op de moto 

Ik ga met de bus.

Je vais en bus. 

Ik ga op de fiets.

Je vais à vélo. 

Passé composé

Passé composé met avoir 

De passé composé gebruik ik om ...

1. iets over het nu te vertellen
2. iets over het verleden te vertellen

De passé composé bestaat uit ...

1. een hulpwerkwoord en een heel werkwoord
2. een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord
3. een heel werkwoord en een zelfstandig nw
4. een voltooid deelwoord en een zelfstandig nw

Passé composé

J'ai organisé une fête.                   Ik heb een feest georganiseerd.

Nous avons regardé un film.      Wij hebben een film gekeken.

Passé Composé - Verleden tijd

Onderwerp + Hulpwerkwoord + Voltooid deelwoord 

 Hulpwerkwoord: être & avoir

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

avoir (hebben)

Combineer de juiste vorm van avoir met het goede persoonlijk voornaamwoord

ai

as

a

avons

avez

ont

AVOIR

Passé composé

Pers.vnw	Hulp.ww	Volt.dw
J' (ik)	ai	dans é
Tu (jij)	as	dans é
Il/elle/on (hij/zij/wij)	a	dans é
nous (wij)	avons	dans é
Vous (jullie/u)	avez	dans é
Ils/elles (zij)	ont	dans é

Ik heb gedanst.

Verleden tijd: passé composé 

Passé composé

Passé composé

Présent

J'ai mangé

il parle

Ils ont acheté

je téléphone

vous avez dansé

nous écoutons

vous regardez

Tamara a marché

nous avons trouvé

on cherche

Elisa rencontre

tu as raconté

Kies de juiste vorm van de passé composé
Léa .... du basket. (jouer)

1. a jouer
2. a joué
3. as jouer
4. as joué

Kies de juiste vorm van de passé composé
Léo et Julie ... leur frère. (appeler)

1. ai appelé
2. a appelé
3. avons appelé
4. ont appelé

Vul zelf de juiste vorm in van de passé composé.
Anna ... la série. (aimer)

Vul zelf de juiste vorm in van de passé composé.
Vous ... ce film? (regarder)

Onregelmatige vormen

De volgende voltooide deelwoorden moet je uit je hoofd leren!

• avoir (hebben)     -->    eu  (gehad)       
  Tu as eu (jij hebt gehad)
• être (zijn)       -->    été (geweest)   
  Nous avons été (wij zijn geweest)
• faire (doen/maken)      -->    fait  (gedaan/gemaakt)   
  Elles ont fait (zij hebben gemaakt)

Kies de juiste vorm met het juiste voltooid deelwoord (onregelmatig).
Elles.... très gentils! (être)

1. ont été
2. ont êtré

Vul zelf de juiste vorm in van de passé composé (onregelmatig).
Elle ... ses devoirs. (faire)

Vul zelf de juiste vorm in van de passé composé (onregelmatig).
Elles ... une bonne note. (avoir)

Maak een zin met een passé composé. 

ma

a

un

film

mère

regardé

Maak een zin met een passé composé.

mon

père

a

une

chanson

chanté

Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.

mon

a

un

gâteau

copain

préparé

Faire D (grammaire et écrire)

Exercice 16ade, 17bce & 19a (page 32 dans le livre)

En silence, zodat iedereen zich kan concentreren

Prêt? (Klaar?) - Slim Stampen SO Français - ABCD in week 43

Schrijfvaardigheid

A2: Kan kort gebeurtenissen en activiteiten in het verleden beschrijvenmet hierbij persoonlijke ervaringen. Bijvoorbeeld: hoe de afgelopen vakantie is geweest.

Les devoirs

2HV

Lundi 7 septembre: 2HV1/2

Mardi 8 septembre: 2HV4

Mercredi 9 septembre: 2HV5

Faire D (grammaire et écrire): exercice 16 jusqu'à 19

Apprendre le vocabulaire A & B + Phrases C

Au travail!
Prêt? Slim stampen 

En silence, zodat iedereen zich kan concentreren