1MH les 4/11

Na deze week

- Kun je hoofdletters en leestekens goed gebruiken
- Kun je bepalen of je een -d of -t aan het eind van het woord zet
- Kun je bijvoeglijke naamwoorden spellen
- Ken je het verschil tussen enkelvoud en meervoud
- Kun je verkleinwoorden spellen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Na deze week

- Kun je hoofdletters en leestekens goed gebruiken
- Kun je bepalen of je een -d of -t aan het eind van het woord zet
- Kun je bijvoeglijke naamwoorden spellen
- Ken je het verschil tussen enkelvoud en meervoud
- Kun je verkleinwoorden spellen

Slide 1 - Slide

§1 hoofdletters
  • Martine van der Zanden - M. van der Zanden - mevrouw Van der Zanden
  •  Was mevrouw van der Berg uit Dalen gisteren jarig?
  • Dat is een geweldig idee!

Slide 2 - Slide

§2 laatste letter -d of -t
Maak het woord langer
Pond - ponden
Pont - ponten
Graad - graden
Graat - graten
Kaart - kaarten

Slide 3 - Slide

§3 bijvoeglijk naamwoord
  • Staat voor een zelfstandig naamwoord
Een lekker dessert - het lekkere dessert

  • Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
De ijzeren lamp - de plastic fles

Slide 4 - Slide

§4 Meervouden
broek - broeken
brief - brieven
gans - ganzen
jas - jassen / pit - pitten
muur - muren / heer - heren

Slide 5 - Slide

Verkleinwoorden
bloem - bloempje
kind - kindje
tien - tientje
wandeling - wandelingetje

Slide 6 - Slide

Laatste letter -d of -t
A
asfalt
B
asfald

Slide 7 - Quiz

Wat zijn geen stoffelijke bijvoeglijk naamwoorden
A
Kartonnen
B
Rode
C
Stalen
D
Plastic

Slide 8 - Quiz

meervoud
A
kroketten
B
kroketen

Slide 9 - Quiz


Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren

Slide 10 - Quiz

6. meervouden

Wat is het meervoud van rotzooi?
A
rotzoois
B
rotzooien
C
rotzooiën
D
rotzooi

Slide 11 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van
beweging?
A
bewegingkje
B
bewegingje
C
bewegingetje
D
beweginkje

Slide 12 - Quiz

Laatste letter een -t of -d?
werel__ - flui__ - eikenhou__
A
wereld - fluit - eikenhoud
B
wereld - fluit - eikenhout
C
werelt - fluit - eikenhout
D
wereld - fluid - eikenhout

Slide 13 - Quiz

Wat is het meervoud?
A
machine
B
machientjes
C
machines

Slide 14 - Quiz

Wat is een stoffelijk, bijvoeglijk naamwoord?
A
Dat zegt iets over het bijvoeglijk naamwoord.
B
Dat zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
C
Dat zegt iets over het materiaal van het bijvoeglijk naamwoord.
D
Dat zegt iets over het materiaal van het zelfstandig naamwoord.

Slide 15 - Quiz


Een verkleinwoord is altijd een ..... ?
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
lidwoord

Slide 16 - Quiz

Verkleinwoorden
A
woningkje
B
woninkje

Slide 17 - Quiz

Weektaak nakijken
Volgende week: oefentoets 

Slide 18 - Slide