1. De drie fasen

1. De drie fasen
Ga rustig zitten op je plek
Je boek en pen liggen op tafel
iPad in de LessonUp
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1. De drie fasen
Ga rustig zitten op je plek
Je boek en pen liggen op tafel
iPad in de LessonUp

Slide 1 - Slide

Stil beginnen
Lees in je boek: paragraaf 3.1, het kopje 'Vast, vloeibaar en gasvormig'.

Beantwoord daarna in stilte deze vragen voor jezelf:
1. Wat is een voorbeeld van een stof die in ons dagelijks leven vloeibaar is?
2. Wat is een voorbeeld van een stof die normaal gesproken gasvormig is?

Klaar? Lees verder in de rest van de paragraaf.
timer
3:00

Slide 2 - Slide

Wat gaan we leren?
Je kunt de drie fasen benoemen waarin stoffen kunnen voorkomen.

Je kunt de drie fasen van water herkennen.

Je kunt beschrijven dat veel stoffen een kristalstructuur hebben.

Je kunt de verschillende soorten neerslag beschrijven.

Slide 3 - Slide

Water komen we tegen op drie manieren:
- Vast (als ijs);
- Vloeibaar (als water);
- Gasvorming (als waterdamp).

Vast, vloeibaar en gas zijn de fasen waarin een stof kan voorkomen.

Slide 4 - Slide

In een waterdruppel zitten niet alleen waterdeeltjes, maar ook deeltjes van bijvoorbeeld kalk.

Het kleinste deeltje van een stof noemen we een molecuul.
Regenwater heeft watermoleculen, maar ook kalkmoleculen enz.

Slide 5 - Slide

De moleculen in een stof zijn altijd in beweging. Hoe hoger de temperatuur van de stof, hoe meer de moleculen bewegen.

Dat kan je zien in deze simulatie.

Slide 6 - Slide

Welke fase is dit?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 7 - Quiz

Welke fase is dit? (mist)
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 8 - Quiz

Wanneer water uit druppels bestaat (dus ook als mist) is het vloeibaar.

De gasvorm van water kan je eigenlijk nooit zien - hete waterdamp boven een pan komt het dichtst bij.
Dat heet ook wel stoom.

Slide 9 - Slide

Welke fase is dit?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 10 - Quiz

Sneeuwvlokken hebben een kristalstructuur.

De meeste vaste stoffen hebben dat.
De moleculen zitten dan in een bepaalde structuur aan elkaar vast.

Een kristal kan heel klein, maar ook best groot zijn.

Slide 11 - Slide

Door die kristalstructuur zitten de watermoleculen bij water dichter op elkaar dan bij ijs.

IJs heeft daardoor een lagere dichtheid en daarom drijft het op water!

Slide 12 - Slide

We komen water veel tegen in de vorm van neerslag:
- Regen
- Sneeuw en hagel
- Rijp (ijs op de takken)
- Dauw (druppeltjes op het gras)
- IJzel (ijslaagje op de weg)

Slide 13 - Slide

Als het goed is, kan je nu...
...de drie fasen benoemen waarin stoffen kunnen voorkomen.

...de drie fasen van water herkennen.

...beschrijven dat veel stoffen een kristalstructuur hebben.

...de verschillende soorten neerslag beschrijven.


Slide 14 - Slide

Aan de slag
Maak: paragraaf 3.1, opdrachten 1 t/m 8.

Hoe? In je werkboek. Gebruik de theorie van de paragraaf.
Met wie? Eerste 5 minuten in stilte, daarna mag je rustig overleggen met je buur.
Hoe lang? Tot 10 minuten voor einde les, dan nabespreken.
Klaar? Probeer dan ook de plusopdrachten (9 t/m 11).

Slide 15 - Slide