Le conditionnel - 3HV

• French
• Secundair onderwijs

Le conditionnel

Le conditionnel

"Je voudrais une baguette, s'il vous plaît."

Le conditionnel

De conditonnel

Voor wie de futur simple onder de knie heeft, is de conditionnel présent een makkie! Het enige wat je moet leren is hoe je de conditionnel présent moet vormen en welke de uitzonderingen zijn. Het enige waar je voor moet opletten is de vertaling: "zal" voor de futur simple, "zou" voor de conditionnel présent. De conditionnel présent wordt gebruikt om iets beleefd te vragen en om een wens uit te drukken.

le conditionnel - exemples

ik zou hebben, jij zou zijn, hij zou hebben, etc

voorstukje van de futur & uitgang van de imparfait

Hoe vertalen we de conditionnel, welk werkwoord gebruiken we in het Nederlands?

exceptions - uitzonderingen

Wanneer gebruiken we de conditionnel?

1. om een bevel te geven
2. om over de toekomst te spreken
3. om iets beleefd te vragen
4. om over het verleden te spreken

ik zou doen

1. je ferai
2. je ferais
3. je faisais
4. je fais

ik zou hebben

1. j'aurais
2. j'aurai
3. j'avais
4. je serais

jij wil graag

1. tu voudras
2. tu voudrais
3. tu voudriez
4. tu voudrions

jullie zouden vertrekken

1. vous partez
2. vous partirais
3. vous partiriez
4. vous partirions

hij zou kijken (regarder)

wij zouden geven (nous - donner)

Kies één werkwoord uit je boek en vervoeg het in de conditionnel, ils / elles meervoud.

Le conditionnel : wat heb je vandaag geleerd?