opfrissen grammatica H3 en H4






Welkom
V2G
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson






Welkom
V2G

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- je frist je kennis op over grammatica zinsdelen en woordsoorten
- je weet weer hoe je een hoofdzin en een bijzin kunt herkennen
- je weet weer wat een nevenschikkend en een onderschikkend voegwoord is

Slide 2 - Slide

Lesprogramma
- Welkom en introductie (5 min)
- Terugblik (opdracht 6 seconden/ project Reis naar de Toekomst) (5 min)
- Uitleg: grammatica (5 min)
- Zelfstandig werken (15 min)
- Nakijken/bespreken opdrachten (10 min)

Slide 3 - Slide

PRIJSUITREIKING

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Kan Marianne mij vanmiddag een kilo zoetzure appels brengen van de markt.

Slide 6 - Slide

Lidwoord (lw)
de, het en een
Een lidwoord (lw) hoort bij een zelfstandig naamwoord

De regen valt met bakken uit de hemel 
Het regent pijpenstelen. 

Slide 7 - Slide

Zelfstandig naamwoord (zn)
is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Voor een zelfstandig naamwoord (zn) staat vaak een lidwoord of je kunt het ervoor zetten.

Slide 8 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
zegt iets over een zelfstandig naamwoord. 

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord: geeft aan van welke stof iets gemaakt is. 


Slide 9 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord en  bezittelijk voornaamwoord

Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) duidt een persoon, dier of ding aan.
Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Let op bij
je, haar, jullie, ons en hun
Deze kunnen persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord zijn. 
Twijfel je?
Vervang het woord dan door hij, hem of zijn. 
Als je hij of hem kunt gebruiken, dan is het een pers. vnw.
Als je zijn kunt gebruiken, dan is het bezit. vnw.

Slide 12 - Slide

Voegwoorden
1. Nevenschikkend voegwoord: verbinden twee woorden, woordgroepen of hoofdzinnen. 
dus, en, maar, of en want
2. Onderschikkend voegwoord: verbind een hoofdzin en een bijzin.
zoals: aangezien, als, dan, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra. 

Slide 13 - Slide


Enkelvoudige zin = één persoonsvorm

Samengestelde zin = twee of meer persoonsvormen

Slide 14 - Slide

Hoofdzin (HZ) en Bijzin (BZ)
Hoofdzin
Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar; er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen.
De persoonsvorm staat voor in de zin: als eerste of tweede zinsdeel.
Bijzin
Tussen onderwerp en persoonsvorm kúnnen wel andere zinsdelen staan (bijvoorbeeld het woordje 'niet').
De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.


Slide 15 - Slide

Een samengestelde zin kan bestaan uit:
- twee of meer samengevoegde hoofdzinnen (hoofdzin + hoofdzin);

- een hoofdzin met een of meer bijzinnen erin (bijzin + hoofdzin);

- een of meer hoofdzinnen met een of meer bijzinnen erin (hoofdzin + hoofdzin + bijzin). (hoofdzin+bijzin+bijzin)

Slide 16 - Slide

Zelfstandig werken - Blijf online
1. Maak het oefenmateriaal bijzinnen
Klaar?:
2. Maak het oefenmateriaal woordsoorten
Klaar?:
3. Geef door welk leesboek je hebt gekozen (als je dit nog niet gedaan hebt)
4. Lees in je leesboek

Slide 17 - Slide