Planten - Natuurwetenschappelijk onderzoek

Natuurwetenschappelijk onderzoek 

Basisstof 6 
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Natuurwetenschappelijk onderzoek 

Basisstof 6 

Slide 1 - Slide

Vandaag 
uitleg bs 6: natuurwetenschappelijk onderzoek 
maken bs 6 opdrachten 53 t/59
uitleg thema 2 bs 1 ongeslachtelijke voortplanting 
maken 

Slide 2 - Slide

We ronden vandaag thema 1 af
maak af wat nog af moet, 
besteed extra aandacht aan basisstof 4 
timer
25:00

Slide 3 - Slide

leerdoelen
  • Je kunt verschillende type en methode van wetenschappelijk onderzoek beschrijven
  • Je kan een goede onderzoeksvraag stellen. 
  • Je kan uitleggen wat een hypothese is.
  • Je kan een werkplan schrijven.
  • Je kunt verschillende fase van een hypothese-toetsend onderzoek beschrijven, resultaten van een onderzoek analyseren en daaruit conclusies trekken. 
  • Je kunt een technisch ontwerp voorbereiden, uitvoeren, testen en evalueren

Slide 4 - Slide

Lees bs 6 
wetenschappelijk onderzoek 
timer
12:00

Slide 5 - Slide

Natuurwetenschappelijk onderzoek
Als je iets wilt gaan onderzoek dan begin je altijd met een vraag/probleem. Je hebt iets waargenomen en je vraagt je iets af. We noemen dit de probleemstelling.

Voorbeeld: Je hebt een zakje met plantenzaadjes gekocht. Je vraagt je af hoe het komt dat de zaadjes niet in het zakje al gaan kiemen. 
Probleemstelling: Hoe komt het dat zaadjes in een zakje niet kiemen?


Slide 6 - Slide

De stappen
Natuurwetenschappelijk onderzoek bestaat uit een aantal stappen.

Bij de eerste stap heb je een vraag en bedenk je wat je wilt gaan onderzoeken.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

onderzoeksvraag 
Aan welke voorwaarden moet een goede onderzoeksvraag voldoen?
  • welke factor je gaat onderzoeken
  • wat je gaat meten
  • bij welk organisme
  • eindigt met een vraagteken
  • geen ja / nee antwoord 




Slide 9 - Slide

Je doet een waarneming, bedenk hier een onderzoeksvraag bij

Slide 10 - Slide

Welke onderzoeksvraag heb je bedacht?

Slide 11 - Open question

Stap 2.  De hypothese
De volgende stap is het vormen van een hypothese. 
Een hypothese is een veronderstelling. Je bedenkt een antwoord op de vraag, voordat je het onderzoek uitvoert.


Voorbeeld: Zaadjes in een zak kiemen niet, doordat de zaadjes geen lucht krijgen.

Slide 12 - Slide

Welke hypothese kan je bij je onderzoeksvraag bedenken? 

Slide 13 - Slide

Wat is je hypothese?

Slide 14 - Open question

Stap 3. De benodigdheden.
Nu je weet wat je wilt onderzoeken en een hypothese hebt gevormd, ga je het onderzoek opzetten. Hiervoor moet je weten wat je nodig hebt om het onderzoek uit te voeren. 

Voorbeeld: Benodigdheden. 
                        - twee gelijke zakjes met hetzelfde 
                          zaad.
                        - een speld.

Slide 15 - Slide

Wat is het materiaal dat jij nodig hebt bij het onderzoeken van je onderzoeksvraag ?

Slide 16 - Open question

Stap 4. Het experiment
Je hebt nu alles voorbereid om het experiment uit te gaan voeren. Je gaat nu omschrijven wat je gaat doen om aan te tonen of de hypothese klopt. Dit schrijf je zo op, dat iemand anders het experiment exact hetzelfde kan uitvoeren.

Voorbeeld: ik neem twee zakjes met hetzelfde zaad. In het ene zakje prik ik gaatjes, zodat er lucht in kan. In het andere zakje prik ik niet. Na een paar dagen kijk ik of er zaadjes zijn ontkiemd.

Slide 17 - Slide

Stap 4. Het experiment
Wanneer je zelf een experiment ontwerpt, maak je een werkplan. Hierin staat beschreven welk experiment je wilt uitvoeren om de probleemstelling te onderzoeken, wat je daarvoor nodig hebt en hoe je de resultaten wilt verwerken.


Slide 18 - Slide

Het werkplan
1. Voldoende organismen. Anders kan het resultaat te veel afhangen van toevalligheden. 
2. Proefgroep en controlegroep. De proefgroep stel je bloot aan de factor waarvan je de invloed wilt onderzoeken (bv. lucht), de controlegroep niet (geen gaatjes in de zak). 
3. Maar 1 factor verschil. Alle omstandigheden moeten gelijk zijn, behalve de factor die je wilt onderzoeken. Anders kan het namelijk aan een andere factor liggen.

Slide 19 - Slide

Wat is het werkplan wat bij jouw onderzoeksvraag hoort?

Slide 20 - Open question

Stap 5. Resultaten
Je bekijkt wat er is gebeurd tijdens je experiment. Dit noteer je. 

Voorbeeld: Er is geen verschil tussen de zaadjes in beide zakjes. In beide zakjes kiemen de zaadjes niet.

Slide 21 - Slide

Wat zouden resultaten van jouw onderzoek kunnen zijn?

Slide 22 - Open question

Stap 6. Conclusie 
Je trekt je conclusie uit de resultaten. Je kijkt terug naar je hypothese, klopt deze, dan accepteer je je hypothese. Klopt hij niet dan verwerp je deze.
Hier gebruik je geen nieuwe informatie meer. 

Voorbeeld: Lucht heeft geen invloed op het ontkiemen van de zaadjes. ik verwerp de hypothese .... 

Slide 23 - Slide

Stap 7. Discussie 
Je kijkt bij de discussie terug naar je onderzoek, wat ging er goed en wat ging er fout, welke aanbevelingen geef je in het vervolg onderzoek. 

Voorbeeld: We hebben maar een type zaadjes gebruikt, misschien geld dit niet voor andere zaadjes, wij raden aan om verschillende soorten zaden te gebruiken 
discussie: wat ging er goed / fout een aanbevelingen 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Het verslag
Een verslag begint altijd met een titel, je naam en de namen van degene(n) met wie je hebt samengewerkt. 

In het verslag zie je de stappen van het onderzoek terug.

Slide 26 - Slide

Wat was de onderzoeksvraag bij dit onderzoek?

Slide 27 - Slide

Wat is de invloed van 
de lichtintensiteit op 
de lengtegroei van alfalfa?

Slide 28 - Slide

Maken: 
Opdrachten 57 t/m 65
vond je de uitleg super makkelijk? 
-> start bij opdracht 61 

Kies tussen 56 of 66-68

Slide 29 - Slide

Samenvatting
Via de volgende link kom je bij een samenvatting van de stappen van het natuurwetenschappelijk onderzoek. Neem deze door.

Slide 30 - Slide

Probleemstelling
Hypothese
Het experiment
Groeien tuinkerszaadjes sneller in het licht of in het donker?
Tuinkerszaadjes groeien sneller in het licht dan in het donker.
Op 2 schoteltjes leg ik watjes met 10 zaadjes erop. Deze geef ik elke dag water. Een schoteltje staat onder een doos, waardoor er geen licht bij komt.

Slide 31 - Drag question

Leerdoelen gehaald?
Je kunt verschillende type en methode van wetenschappelijk onderzoek beschrijven
Je kunt verschillende fase van een hypothese-toetsend onderzoek beschrijven, resultaten van een onderzoek analyseren en daaruit conclusies trekken.
Je kunt een technisch ontwerp voorbereiden, uitvoeren, testen en evalueren
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

extra uitleg 
Kijk het filmpje 

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video