Nominativ, Akkusativ. Dativ

Lernziele
Ik kan de Der- en Eingruppe en de Personalpronomen in de juiste vorm toepassen
Ik kan met het vwo stappenplan werken

1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lernziele
Ik kan de Der- en Eingruppe en de Personalpronomen in de juiste vorm toepassen
Ik kan met het vwo stappenplan werken

Slide 1 - Slide

die Teile
Teil I: de vormen
Teil II: het stappenplan
Teil III: die Personalpronomen
Teil IV: de Der- und Eingruppe

Slide 2 - Slide

Teil I
de vormen

Slide 3 - Slide

Akkusativ: welk deel van de zin wordt hiermee bedoeld?

Slide 4 - Open question

Dativ: welk deel van de zin wordt hiermee bedoeld?

Slide 5 - Open question

Nominativ: welk deel van de zin wordt hiermee bedoeld?

Slide 6 - Open question

Welk antwoord is op jou van toepassing?
A
Ik snap het nog niet (en heb nog uitleg nodig)
B
Ik begin het te snappen (en moet vooral veel gaan oefenen)
C
Ik snap het (en kan alleen aan de slag)
D
ik snap het (en kan het anderen uitleggen

Slide 7 - Quiz

Teil II
Het stappenplan

Slide 8 - Slide

Het stappenplan heet de vwo methode. Waar staat vwo voor?

Slide 9 - Open question

Klassevraag (iemand krijgt een beurt)
Leg uit wat de bedoeling is van het stappenplan

Slide 10 - Slide

Welk antwoord is op jou van toepassing?
A
Ik snap het nog niet (en heb nog uitleg nodig)
B
Ik begin het te snappen (en moet vooral veel gaan oefenen)
C
Ik snap het (en kan alleen aan de slag)
D
ik snap het (en kan het anderen uitleggen

Slide 11 - Quiz

Teil III
die Personalpronomen

Slide 12 - Slide

Wann hast du (haar)........ gesehen?
A
ihr
B
sie
C
Sie
D
ihnen

Slide 13 - Quiz

Stappenplan
Stap 1: Voorzetsel voor 'haar'? Nee
Stap 2: bijzonder werkwoord in de zin? Nee
Stap 3: ontleden: haar is lijdend voorwerp

Slide 14 - Slide

Wie gefällt es (jou)........ hier?
A
du
B
dich
C
dir

Slide 15 - Quiz

Stappenplan
Stap 1: voorzetsel voor 'jou'? Nee
Stap 2: bijzonder werkwoord? Ja, gefallen = Dativ
Dativvorm van jou =  dir

Slide 16 - Slide

Soll ich mich bei (u) ....... für die Tour anmelden?
A
Sie
B
ihr
C
Ihnen
D
euch

Slide 17 - Quiz

Stappenplan
Stap 1: voorzetsel voor 'u'? Ja, bei = Dativ
Dativvorm van u = Ihnen

Slide 18 - Slide

Welk antwoord is op jou van toepassing?
A
Ik snap het nog niet (en heb nog uitleg nodig)
B
Ik begin het te snappen (en moet vooral veel gaan oefenen)
C
Ik snap het (en kan alleen aan de slag)
D
ik snap het (en kan het anderen uitleggen

Slide 19 - Quiz

Teil IV
Der- und Eingruppe

Slide 20 - Slide

Klassevraag: iemand krijgt de beurt
Welke woordjes horen bij de Dergruppe (woordjes die op dezelfde manier worden vervoegd als der, die, das)?

Slide 21 - Slide

Dergruppe
welch- = welke
solch- = zulke
dies- = deze
manch- =  sommige
jed- = iedere/elke

Slide 22 - Slide

Klassevraag: iemand krijgt de beurt
Welke woordjes horen bij de Eingruppe?

Slide 23 - Slide

Eingruppe
Ein, kein en alle bezittelijke voornaamwoorden: 
mein = mijn         unser = onze
 dein = jouw      euer = jullie
sein = zijn     ihr = hun
ihr = haar        Ihr = uw  
ihr = haar 

Slide 24 - Slide

Ich würde (het)....... Konzert (o) von Sido gerne besuchen.
A
das
B
der
C
dem
D
den

Slide 25 - Quiz

Stappenplan
Stap 1: vooorzetsel voor 'Konzert'? Nee
Stap 2: bijzonder werkwoord in de zin? Nee
Stap 3: ontleden = lijdend voorwerp 
Konzert = onzijdig = das 
Akkusativvorm = das

Slide 26 - Slide

Wir kommen ohne (een) ......... Stadtplan (m) nicht nach Hause.
A
ein
B
einem
C
einer
D
einen

Slide 27 - Quiz

Stappenplan
Stap 1: voorzetsel voor 'Stadtplan'? Ja, ohne = Akkusativ
Stadtplan = der/ein
Akkusativvorm van ein = einen

Slide 28 - Slide

(Hun) ....... Hefte sind schon wieder liegen geblieben.
A
Ihrem
B
Ihrer
C
Ihre
D
Ihren

Slide 29 - Quiz

Stappenplan
Stap 1: voorzetsel voor 'hun'? Nee
Stap 2: bijzonder werkwoord? Nee
Stap 3: ontleden = Nominativ = Ihre (hoofdletter begin van de zin + meervoud)
(Ihre hoort bij de Eingruppe)

Slide 30 - Slide

Welk antwoord is op jou van toepassing?
A
Ik snap het nog niet (en heb nog uitleg nodig)
B
Ik begin het te snappen (en moet vooral veel gaan oefenen)
C
Ik snap het (en kan alleen aan de slag)
D
ik snap het (en kan het anderen uitleggen)

Slide 31 - Quiz