Schoonmaken

Schoonmaken

Vrijdag 17 juni
1 / 15
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Schoonmaken

Vrijdag 17 juni

Slide 1 - Slide

Doel
  1. Je krijgt inzicht over hoe een ruimte professioneel moet schoonmaken. 
  2. Je kunt verschillende schoonmaakmethoden beschrijven.
  3. Je kunt verschillende schoonmaakmiddelen beschrijven. 
  4. Je kunt de schoonmaakregels  benoemen.
  5. Je kunt schoonmaken volgens de wensen/behoeften van zorgvragen en je stimuleert deze in zijn/haar zelfredzaamheid.

Slide 2 - Slide

Schoonmaakmethoden
  1. Droogreinigen 
  2. Klam vochtig reinigen 
  3. Nat reinigen 
  4. Reinigen met microvezeldoek

Slide 3 - Slide

Schoonmaakmiddelen 
Reinigingsmiddelen

Ontsmettingsmiddelen 

Onderhoudsmiddelen

Slide 4 - Slide

Reinigingsmiddelen 

 Vetoplossers

Kalkoplossers 

Overige vetoplossers 
bijvoorbeeld afwasmiddel en allesreiniger
  

Slide 5 - Slide

Ontsmettingsmiddelen
Alcohol

 Chloor. 

Doel ontsmettingsmiddelen: 
Bacteriën  (micro-organismen) doden. 

Slide 6 - Slide

Onderhoudsmiddelen
Olie
Was 

 Onderhoudsmiddelen worden gebruikt voor een houten vloer of leren bankstel.

Slide 7 - Slide

Schoonmaakregels 
 Opruimen
Laat droog wat droog verwijderd kan worden.
Werk van hoog naar laag.
Werk van buiten naar binnen.
Werk van minder vuil naar vuil.
 Maak het gebruikte materiaal goed schoon.
 Ruim alles op

Slide 8 - Slide

Voordat je begint met schoonmaken waar begin je mee?
A
Opruimen
B
Dweilen
C
Droom reinigen
D
Stofzuigen

Slide 9 - Quiz

Wat betekent een klam vochtige werkdoek?
A
De klam vochtige werkdoek is droog.
B
De klam vochtige werkdoek is nat.
C
De klam vochtige werkdoek is geel van kleur.
D
De klam vochtige werkdoek is niet te nat en niet te droog.

Slide 10 - Quiz

Wat is de functie van een reinigingsmiddel
A
Het verwijderen van roest.
B
Het verwijderen van water.
C
Het verwijderen van vuil.
D
Desinfecteren.

Slide 11 - Quiz

Welke materialen en middelen heb je zeker nodig om een raam te wassen?
A
Zeem, borstel, raamwisser, water met afwasmiddel, werkdoekje.
B
Zeem, spons, raamwisser, water met afwasmiddel, werkdoekje.
C
Zeem, spons, raamwisser, water met afwasmiddel, werkdoekje.
D
water met alcohol en chloor.

Slide 12 - Quiz

Een voorbeeld van een ontsmettingsmiddel is Chloor?
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 13 - Quiz

Een voorbeeld van een onderhoudsmiddel is Alcohol
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Groepsgesprek
Hoe maak jij schoon op stage?
Welke schoonmaakmiddelen gebruik jij?
Pas jij de schoonmaakregels toe? 

Slide 15 - Slide